Gepubliceerd op 19-03-2019

Callicárpa americána L

betekenis & definitie

O.N.-Amerika; 2,5 m.

Kenbaar aan de vaak zeer grote bladeren, aan jonge gesnoeide exemplaren soms tot 18 cm lang, ook aan de grotere vruchten. Tamelijk breed uitgroeiende struik met iets ruwe, aan de top fijn beklierde twijgen en tamelijk grote, geelviltig behaarde knoppen;

bladstelen tot ruim 3 cm lang, diep gegroefd, evenals de hoofdnerf aan de bovenzijde van het blad in het najaar purper-bruin verkleurend. Bladeren gemiddeld 7-12 cm lang, naar beide zijden puntig toelopend, top soms toegespitst, rand meer gekarteld-gezaagd, bovenzijde donkergroen, zeer kort blijvend behaard, iets ruw aanvoelend, onderzijde tamelijk dicht blijvend behaard en spaarzaam fijn beklierd. Bloeit met crème-witte bloemen in tot 5 cm brede trossen; bloemen ongeveer 6 mm lang; kelk met korte, stompe tanden;

vrucht violet, ongeveer 4-5 mm in diameter, in dichte trossen.

C.a. var. láctea F.J. MULL., synoniem: C.a.var. álba REHD., wijkt alleen van de soort af doordat deze vorm witte, of liever iets lichtrose tot witte vruchten heeft.

< >