Van dit geslacht komen vele soorten en variëteiten in aanmerking voor beplanting van tuinen en parken, vooral die soorten, welke om hun afbladerende schors veel sierwaarde hebben. Zij worden geplant als alleenstaande bomen of in kleine groepen; daar zij veel licht doorlaten is in het laatste geval onderbeplanting mogelijk. Daarentegen eisen zij zelf veel licht, zodat zij voor onderbeplanting minder geschikt zijn. Enkele soorten worden ook voor bosbeplanting gebezigd en wel op onze hoge, schrale zandgronden, hetzij alleen in grote groepen, of in vereniging met ander loofhout. In het najaar verschijnen reeds de ♂ katjes, welke vrij overwinteren; de ♀ katjes zijn in de regel langer en komen na het ontbotten der knoppen te voorschijn. De vrucht is een zeer klein 2-vleugelig nootje.
De meeste soorten kunnen door zaad worden vermeerderd; de variëteiten door afzuigen van lage moerplanten; enkele treurvormen worden van hoge moerplanten afgezogen, doch deze zijn van lage moerplanten, waarvan dan de stam wordt opgetrokken, veel mooier. Oculeren geeft zeer wisselvallige resultaten, eveneens het veredelen in de kas. Wordt deze laatste wijze toegepast, dan gebruikt men 2-jarige zetstammen. De laatste jaren wordt afleggen zeer veel toegepast met zeer gunstige resultaten; bijna alle soorten en variëteiten kunnen op deze wijze worden vermeerderd.
Naar hun overeenstemmende kenmerken worden de berken in verschillende groepen verdeeld.