Gepubliceerd op 14-03-2019

Bérberis vulgáris L

betekenis & definitie

Gewone zuurdoorn Europa; 2-3 m.

Een zeer bekende, sterk groeiende struik; in grote parken en tuinen zeer goed bruikbaar als voorbeplanting of als onderbeplanting onder veel licht doorlatende bomen. De groeiwijze is eerst opgaand en later enigszins overhangend. Jonge twijgen grijs-bruin met scherpe, 3-delige bladdorens. Bladeren aan beide zijden groen gekleurd, zeer kort gesteeld, dun, lang spatelvormig of omgekeerd-eivormig met gezaagd-getande bladrand, naar de bladsteel zeer puntig toelopend. Bloeit in het voorjaar met een weinig hangende, pluimvormige trossen van lichtgele bloemen, welke in de nazomer worden opgevolgd door smalle, donkerrode bessen. De als B.

vulgáris voorkomende struiken, waarvan de onderzijde der bladeren grijs getint is, zijn gewoonlijk bastaarden van deze met B. canadénsis.

B. v. var. átropurpúrea REG., de bruinbladige Bérberis, is een zeer bekende variëteit, welke vroeger zeer veel werd gebruikt in zogenaamde kleur-bladheestervakken, doch is ook voor kleine groepen of als voorbeplanting zeer goed te gebruiken. De lange trossen van geel gekleurde bloemen steken zeer mooi af tegen de purperrode bladeren. Evenals de soort kan ook deze variëteit van zaad worden vermeerderd; 70-80% der opgekomen planten heeft donkerrode bladeren. [Van deze variëteit komt ook een witbonte vorm voor;

of deze gekweekt wordt is mij onbekend.] B. v. var. álbo-variegáta ZAB. en var. álbo-spicáta BEAN zijn twee vormen met witbonte bladeren; de eerste heeft alleen witbonte bladeren; de laatste is in het voorjaar zeer mooi, daar de topscheuten en jonge bladeren geel-wit uitlopen.

B. v. var. aúreo-margináta REG. heeft goudgeel gerande bladeren. Overigens zijn de bontbladige vormen alleen in het voorjaar en in de voorzomer mooi, daar zij later minder intensief bont gekleurd zijn. Zij groeien zwakker dan de soort en kunnen door afleggen worden vermeerderd. Minder bekende variëteiten zijn die, waarvan de vruchten (bessen) afwijkend zijn getint.
B. v. var. lútea L’ HÉRIT., Synoniem: B. v. var. leucocárpa KOCH, heeft lichtgele bessen, terwijl B. v. var. violácea WILLD. in de nazomer met violet-rose vruchten getooid is. Deze worden eveneens door afleggen vermeerderd.

X B. emargináta WILLD. (B. vulgáris X sibírica) vormt een kleine, dicht vertakte struik met grijze twijgen en 3-delige bladdorens. Bladeren 2-4 cm lang, onderzijde grijs, in het najaar rood verkleurend, omgekeerd-eivormig, top meestal stomp, bladrand gezaagd. Bloeit einde April, begin Mei in korte trossen; bloemen heldergeel; vruchten rood.

< >