Kl.-Azië, Kaukasus; 2-3 m.
Synoniem: B. chinénsis POIR., B. spathuláta SCHRAD., B. guimpélii KOCH et BOUCHÉ.
Jonge twijgen sterk gegroefd, rood-bruin, met meestal driedelige, zelden enkelvoudige bladdorens, de middelste tot bijna 2 cm lang. Bladeren tot 4,5 à 5 cm lang, bovenzijde glanzend donkergroen, onderzijde lichtgroen of iets blauw, stevig, lang omgekeerd-eivormig, bladrand meestal gaaf of zeer spaarzaam getand. Bloeit in Mei met goudgele bloemen in hangende trossen; vruchten tot 1 cm lang, donkerrood, walsvormig.
