Struiken of kleine bomen met afbladerende schors, duidelijk gesteelde,gaafrandige of gezaagde blader en, bloeiend met witte of lichtrose bloemen in eindstandige pluimen; bloemen kruikvormig of rond-kruikvormig met 10 aan de voet verbrede meeldraden; vruchtbeginsel 5-, zelden 4-hokkig; vrucht een besachtige steenvrucht met blijvende kelk, ruw, met vele zaden.
Alle tot dit geslacht behorende soorten en vormen verlangen een zeer beschutte standplaats, liefst halfschaduw. Zij komen dan ook bijna alleen in botanische collecties voor. Men kweekt Árbutus van geïmporteerd zaad of van zomerstek, doch de jonge planten moeten in de winter in een koude bak worden bewaard.
