Japan, O.-China; 5-8 m.
Synoniem: A. trífidum HOOK. et ARNOTT.
In ons land zeer zelden en dan gewoonlijk als kleine struiken voorkomend, enigszins gedrongen groeiend met gladde, aan de zonzijde bruingetinte, jonge twijgen en drienervige, in algemene omtrek rondeivormige, 3-lobbige bladeren. Deze 4-8 cm lang en even breed of iets breder, de lobben hoekig, zijlobben afstaand en bijna even lang als de middenlob, de lobben gedeeltelijk gaafrandig en onregelmatig getand-gezaagd, top spits of toegespitst, bladvoet stomp of bijna wigvormig toelopend, bovenzijde matglanzend donkergroen, onderzijde iets blauw-groen, spaarzaam behaard. Bloeit na de bladontwikkeling;
bloemen zeer klein in opstaande tuilvormige trossen; vruchten met parallellopende, soms elkaar bedekkende vleugels. Vermeerdering door afleggen.