Gepubliceerd op 15-03-2019

Acanthópanax MIQ

betekenis & definitie

Meestal zomergroene, zelden ongewapende struiken met verspreid staande, gesteelde, 3-5-tallige bladeren.

Bloemen 5-tallig, gesteeld, zelden wit, meestal groen-wit of licht-geel met bruin, in eindstandige, enkelvoudige of samengestelde schermen; stijlen 2-5, zuilvormig vergroeid, zelden alleen aan de basis vergroeid;

vruchtbeginsel 2-5-hokkig; vrucht een 2-5-zadige zwarte bes.

Acanthópanax wordt gewoonlijk alleenstaand of in kleine groepen als voorbeplanting in onze tuinen en parken geplant; A.sieboldiánus MAK. soms ook als onderbeplanting, terwijl A. hénryi HARMS, A. simónii C.S., enz. ook als besdragende struiken kunnen worden aangeplant; men zie hiervoor bij de beschrijving.

Men kweekt de soorten sieboldiánus en spinósus van winterstek; de overige soorten van zaad of wortelstek op warme bodem.

I. Stijlen 5, tot aan de top zuilvormig vergroeid; bloemtrossen meestal 2-5 bijeen . . . . Sectie Eleutherocóccus II. Stijlen 1, aan de top zwak gespleten, soms 2 en dan aan de basis vergroeid; bloemtrossen meestal 3-7 bijeen; bloemen zeer kort gesteeld . . . . Sectie Cephalópanax III. Stijlen 2-5, vergroeid; bloemtrossen meestal alleenstaande; bloemen lang gesteeld . . . . Sectie Euacanthópanax

< >