Enthybride (chimaere) van Crataégus monogýna en Méspilus germánica. Hoge, gedoornde struik, in bladvorm, bloemen en vruchten het meest Méspilus nabijkomend; bij oude exemplaren komt terugslag voor van Crataégus monogýna; vertoont soms ook een splitsing naar onderstaande entbastaard Crataegoméspilus asnierésii C.S..
Bladeren 6-15 cm lang, lang-elliptisch, met spitse of stomp toelopende top, wigvormig toelopende bladvoet en gave of soms zeer zwak gekartelde bladrand, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde blijvend zacht behaard. Bloeit einde Mei in armbloemige, behaarde tuilen; bloemen tot 4 cm in diameter, langer gesteeld dan bij Méspilus, met 15-20 meeldraden en lange, behaarde kelkbladen;vruchten verschillend van vorm, meestal op die van de mispel gelijkend, doch ook wel op die van Crataégus en voorts vele tussenvormen.