(Sojoez Sovjetskich Sotsjalistisjeskich Respoeblik; USSR), statenunie in Oost-Europa en Noord-Azië, begrensd door Noorwegen, Finland, Polen, Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenië, Turkije, Iran, Afghanistan, China, de Mongoolse Volksrepubliek, Noord-Korea, Noordelijke Ijszee, Atlantische Oceaan, Grote Oceaan, Kaspische Zee en Zwarte Zee, 22402200 km2, 264,5 mln. inw. Hoofdstad: Moskou.
ECONOMIE In 1979 werd voor het eerst 25 % van de nationale investeringen aan de landbouw toegekend. Deze investeringen kwamen echter slechts in een beperkte sector van de landbouw terecht; allereerst wordt er traditioneel meer geïnvesteerd in sovchozen dan in kolchozen en verder gingen de sovjetautoriteiten er geheel aan voorbij dat 22 % van de totale agrarische produktie geleverd wordt door de particuliere stukjes land, die niet meer dan 3 % van de totale cultuuroppervlakte van de USSR beslaan. De particuliere landbouw is van vitaal belang voor de voedselproduktie in de USSR: 60 % van de aardappelen, 40 % van de eieren, 35 % van de groenten, 30 % van het vlees, 30 % van de melk is afkomstig van de particuliere stukjes grond. Het Centrale Comité van de partij besloot dan ook in jan. 1981 om de particuliere landbouw te gaan aanmoedigen en steunen. De nagestreefde autarkie op het gebied van de voedselvoorziening werd ook in 1978 niet bereikt. In dat jaar moesten 30 mln. t. tarwe en maïs op de wereldmarkt gekocht worden. Boycotmaatregelen, zoals er in het begin van 1980 door de Amerikaanse regering werden afgekondigd, kunnen aan de toestand niets wezenlijks veranderen: de schaarste wordt alleen iets groter.
In de visserij ondervindt de USSR moeilijkheden omdat zij door de EG met dezelfde maatregelen wordt geconfronteerd als die welke de sovjetregering sinds jaren aan buitenlandse vissers oplegt. Sinds de aansluiting van Groot-Brittannië bij de EG is de Noordzee een Europese binnenzee geworden, waaruit de sovjetvissersvloot geweerd wordt.
Door de aandacht die in de USSR aan de industriële ontwikkeling wordt geschonken, stijgt de index van de industriële produktie nog steeds (1970 = 100, 1976 = 133,1977 = 159,1978 = 166,1979 = 171).
In de automobielproduktie is het zwaartepunt van trucks (in 1970 65 % van de totale automobielproduktie en in 1979 37 %) naar personenauto’s verschoven. Een groot deel daarvan is voor export bestemd. Ten gevolge van het feit dat meer dan 51 % van de beroepsbevolking uit vrouwen bestaat, is een groter deel van de gezinnen thans in staat zich een auto aan te schaffen.
Het vijfjarenplan 1981-85 mikt op een grotere welvaart voor de burger en houdt dan ook rekening met een iets grotere groei van de consumptiegoederen ten opzichte van de produktiegoederen. De groei van de industrie wordt beraamd op 27 %. Van de nationale investeringen wordt 27 % aan de landbouw toegekend. In 1985 zullen kerncentrales 222 mrd. kWu energie opwekken.
POLITIEK De periode van 1975-80 is op binnenlands vlak gekenmerkt door belangrijke veranderingen in de leiding van de staat. Op buitenlands vlak aarzelden de sovjetleiders tussen de interventiepolitiek, die de radicale toepassing is van de → Brezjnevdoctrine, en pogingen om het machtsevenwicht met de VS te handhaven, de versterking van de NA vo te voorkomen en China te isoleren van zijn potentiële bondgenoten. L.Brezjnev, secretaris-generaal van het Centraal Comité van de Communistische Partij, slaagde er in zowel president N.V.Podgornij als president A.Kosygin uit te rangeren en daarmee een eind te maken aan de tienjarige periode waarin hij met deze twee de macht moest delen. Podgornij werd in mei 1977 door het Centraal Comité van de Partij uit het Politbureau gezet en minder dan een maand later werd hij door de Opperste Sovjet ook als staatshoofd (voorzitter van het presidium van de Opperste Sovjet) met pensioen gestuurd. Brezjnev volgde hem op en combineert sindsdien als eerste in de geschiedenis van de USSR de ambten van partijleider en president. In okt. 1980 nam premier Kosygin wegens gezondheidsredenen ontslag.
Hij werd als regeringsleider op voorstel van Brezjnev opgevolgd door N.Tichonov. Brezjnev drukte ook zijn stempel op de nieuwe grondwet, die in 1977 van kracht werd. Deze garandeert een aantal persoonlijke rechten, maar bepaalt dat de uitoefening daarvan niet in strijd mag zijn met het sovjetsysteem. De omschrijving ‘dictatuur van het proletariaat’ is vervangen door ‘staat van het gehele volk’. Ondanks de grondwettelijke versoepeling van het systeem en ondanks het feit dat de Sovjetunie ook de Slotakte van Helsinki (1975) heeft ondertekend, is de kwestie van systematische schending van de mensenrechten onopgelost gebleven. De documenten die via de → samizdat worden verspreid, illustreren het ontbreken van de bereidheid om echte veranderingen te aanvaarden en kritische standpunten tegenover partij en regering niet bij voorbaar als subversief te brandmerken.
Amnesty International hield zich actief met de toestand van de dissidenten bezig. De organisatie maakte in een rapport van 24.6.1979 bekend dat er sinds de ondertekening van de Slotakte van Helsinki 321 actieve leden van bewegingen voor de mensenrechten waren veroordeeld. Amnesty schreef ook een open brief aan Brezjnev, waarin o.m. werd geprotesteerd tegen de onmenselijke en vernederende omstandigheden waarin de meeste gewetensgevangenen worden vastgehouden en waarin het misbruik van de psychiatrie voor politieke doeleinden nogmaals werd veroordeeld. Met het oog op de Olympische Spelen werd gevraagd alle gewetensgevangenen vrij te laten en een eind te maken aan het misbruik van de psychiatrie en aan de systematische ondervoeding van gevangenen in werkkampen.
Op internationaal niveau heeft de Sovjetunie door haar gewapende interventie in Afghanistan een zeer groot deel van de internationale diplomatie en wereldopinie tegen zich ingenomen. De interventie lokte niet alleen een boycot van de Olympische Spelen van 1980 in Moskou uit, maar ook een Amerikaans handelsembargo. Ook de besprekingen over ontwapening in het algemeen en de beperking van de kernbewapening in het bijzonder ondergingen de nadelige invloed van de Russische invasie in Afghanistan. Het SALT 2-akkoord (beperking van de strategische bewapening) kwam tenslotte in 1979, hoewel met veel maanden vertraging wegens het verzet daartegen in Washington. In mei 1981 was het tot ergernis van Moskou nog steeds niet door de Amerikaanse Senaat bekrachtigd.