Gepubliceerd op 17-01-2021

Sri lanka

betekenis & definitie

(tot 1972: Ceylon), republiek op het gelijknamige eiland in de Indische Oceaan, ten zuidoosten van India, 65610 km2. Hoofdstad: Colombo.

BEVOLKING en ECONOMIE Het geboortencijfer bedraagt 29,5 %t→ en het sterftecijfer 9 %o per jaar. Sri Lanka ontwikkelt zich sinds 1978 naar een gemengde economie, waarin veel sectoren beheerst blijven door de staat, maar waarin ook het particulier kapitaal wordt toegestaan aan de ontwikkeling van het land deel te nemen. Ten noorden van de hoofdstad is een vrijhandelszone ingesteld. Hierin kunnen buitenlandse investeerders in consumptiegoederenindustrieën van bijzondere belastingmaatregelen profiteren.

De regering zette ook de werkzaamheden aan het Mahaweli-Gangaproject voort. Hierdoor zal in het noorden de irrigatie van rijstverbouw verbeterd kunnen worden (rijst wordt door kleine landbouwers verbouwd). O.m. door bovengenoemde ontwikkelingen is de rijstproduktie sinds 1970 met 40 % tot 2,3 mln. t per jaar toegenomen. De plantages van particulieren blijven genationaliseerd als die groter zijn dan 20 ha. Pas in 1977 werd een oplossing gevonden voor het compenseren van de oorspronkelijke, doorgaans Britse, eigenaars. Als gevolg daarvan waren buitenlanders weer bereid in de plantages te investeren.

Zij werden hiertoe gestimuleerd door allerlei fiscale maatregelen, die tot doel hadden de plantagebedrijvigheid te bevorderen. De totale agrarische produktie steeg daardoor sinds 1975 met 24 % en de produktie van voedselgewassen met 43 %. De landbouw zorgt thans voor 32 % van het B N p, en 80 % van de totale export bestaat uit thee, rubber en kopra. Toch ligt de rubberproduktie nog 3 % onder het niveau van 1970 en is de theeproduktie slechts met 1 % toegenomen. De kopraproduktie (m.n. door kleine boeren die op hun erven kokospalmen telen) nam daarentegen met 75 % toe. Nieuwe ontwikkelingen in de landbouw zijn de verbouw van koffie en van cacao.

De hernieuwde investeringen in de industrie hebben gezorgd voor een toename van deze bedrijvigheid in het BNP (van 11 tot 20 %).

POLITIEK De algemene verkiezingen die in 1976 waren uitgesteld, werden in juli 1977 gehouden. Bij deze verkiezingen won de oppositiepartij de United National Party (UNP) meer dan tweederde van de stemmen. De Tamil United Liberation Front (TULF) werd bij deze verkiezingen de voornaamste oppositiepartij. J.R.Jayewardene, leider van de UNP, vormde een nieuwe regering. Hij zei bij zijn ambtsaanvaarding dat Sri Lanka na zes jaar van uitzonderingstoestand weer een ‘democratie’ zou worden waarin de rechten van de mens worden geëerbiedigd en de perscensuur afgeschaft. Hoewel Jayewardene beschouwd wordt als anti-communistisch en pro-westers kondigde hij aan dat zijn regering de politiek van niet-gebondenheid van Bandaranaike zou voortzetten.

Het verenigde linkse front van trotskisten en Moskougezinde communisten werd bij de verkiezingen geheel uitgeschakeld. Zij hadden in het parlement geen enkele zetel meer. De communisten beheersten in Sri Lanka de meeste vakbonden. Verwacht werd dan ook dat Jayewardene buiten het parlement met des te grotere oppositie rekening zal moeten houden. Jayewardene kondigde aan dat hij de overheidsgreep op buitenlandse handel wilde laten vieren, het staatsmonopolie in de levensmiddelenbranche afschaffen en bovendien een vrijhandelszone instellen.

Nadat in okt. 1977 een grondwetswijziging was goedgekeurd, waardoor Sri Lanka een presidentieel bestuur kreeg, werd Jayewardene beëdigd als eerste president op de 30e verjaardag van de onafhankelijkheid (4.2.1978). Eind 1977 was amnestie afgekondigd voor de deelnemers aan de opstand van 1971, maar wegens de voortdurende onrust onder studenten en jonge Tamil en wegens het groeiend aantal berovingen werd een verbod op straatdemonstraties uitgevaardigd. Vanaf eind jan. 1978 vonden aan de universiteiten vele studentenstakingen plaats uit protest tegen veranderde toelatingseisen. De relatie tussen de regering en de Tamil (20 % van de bevolking) werd verbeterd door tegemoetkomingen van regeringswege: gemakkelijker toelating tot de universiteiten, officieel onderzoek naar de geweldplegingen van aug. 1977, kiesrecht in lokale verkiezingen voor de Indische Tamil. Een militante jongerenbeweging, die streefde naar een geheel zelfstandige Tamilstaat op Sri Lanka (de Tamil Liberation Tigers) voerde in mrt. en april 1979 gewelddadige acties uit zoals bankovervallen, treinontsporingen en aanslagen op politiemensen. In regeringskringen bestond de vrees, dat deze beweging vanuit de USSR werd gesteund.

Het parlement nam in 1979 een anti-terroristenwet aan en president Jayewardene stelde een kabinetscommissie in om de problemen van de Tamil op te lossen. De gerechtelijke vervolging van ex-premier Bandaranaike op beschuldiging van machtsmisbruik en corruptie tijdens haar premierschap van 1970—77 werd voortgezet. Op 16.10.1980 werd zij uit het parlement gestoten en voor zeven jaar van haar burgerrechten beroofd. Met deze maatregel trachtte het bewind van Jayewardene een mogelijke come-back van de socialistische oud-premier bij de verkiezingen van 1983 te voorkomen. Op 16.7.1980 werd na de aankondiging van een algemene staking de noodtoestand afgekondigd. Sri Lanka voert sinds 1977 een open economie en wil met de belofte van lage lonen en gunstige investeringsmogelijkheden zoveel mogelijk buitenlandse investeerders aantrekken. In het kader van dit economisch bestel wordt door de overheid geen sociale onrust getolereerd.

< >