een door een gemeentelijke sociale dienst onderhouden inrichting met aangepaste arbeidsmogelijkheid voor hen die vallen onder de gemeentelijke sociale werkvoorzieningsregelingen, zoals gehandicapten.
Het aantal mensen dat in Nederland werkzaam is in een sociale werkplaats, is zeer snel toegenomen: van ruim 13000 in 1955 tot ruim 28000 in 1965, ruim 58 000 in 1975 en ruim 72 000 in 1981. De economische recessie leidde echter aan het eind van de jaren zeventig tot een daling in het aantal opdrachten aan de sociale werkplaatsen en tot een toenemende concurrentie tussen de sociale werkplaatsen onderling. Daarnaast ontstond vrees voor concurrentie met het ‘normale’ bedrijfsleven. Mede om deze redenen besloot de overheid in 1981 om het aantal mensen dat werkzaam is in een sociale werkplaats, aan banden te leggen.
Voor België: → beschutte werkplaats.