Gepubliceerd op 17-01-2021

Ruimtevaartgeneeskunde

betekenis & definitie

v., medisch specialisme dat de studie van gezondheidsaspecten van de ruimtevaart voor de mens omvat.

© De ruimtevaartgeneeskunde bestudeert zowel de fysiologische als de psychologische effecten van b.v. versnellingen die optreden bij de lancering en vertragingen bij de terugkeer in de dampkring. De invloed van een langdurige periode van gewichtloosheid kon men pas tijdens lange ruimtevluchten nagaan. Men is daarbij meer te weten gekomen van de fysiologie van het evenwichtsorgaan, het bot, de spieren, het hart, de vochtsecretie, de ademhaling en het slaapritme. Zo bleken, doordat het evenwichtsorgaan anders reageert dan op aarde, draaisensaties en misselijkheid te kunnen ontstaan. Het ontbreken van zwaartekracht en een gebrek aan beweging veroorzaken botontkalking. De bij de Gemini-astronauten waargenomen ernstige ontkalking kon bij de Skylabbemanning voorkomen worden, dank zij een kalkrijk dieet en veel lichaamsbeweging; dit ondanks de langere vluchtduur.

Experimenten met ratten hebben onlangs aangetoond dat bij een verblijf in de ruimte niet alleen botresorptie (het oplossen van mineralen uit het botweefsel) optreedt, maar dat ook een vermindering en misschien een complete stilstand in de vorming van nieuw bot plaatsheeft. De ratten kregen hun vermogen tot botvorming terug, toen zij weer aan de zwaartekracht onderworpen waren.

Zowel in de hartspier als in skeletspieren treedt spierverlies op, totdat zich na ca. 40 dagen gewichtloosheid een evenwicht heeft ingesteld. Spierkracht en spiervolume blijven daarna constant, mits dagelijks minimaal anderhalf uur gewerkt wordt aan de spierversterkende trainingstoestellen. Bij terugkeer op aarde is de astronaut 3-5 cm langer, o.a. doordat de wervelkolom tijdens de vlucht niets hoefde te dragen. In enkele weken herstelt het lichaam zich daarna in lengte en spiermassa.

Ook de hartfunctie past zich in de ruimte goed aan. De conditie van hart en bloedvaten wordt gemeten met een negatieve-drukcilinder, aangebracht om het onderlichaam van de astronaut; hiermee worden de kleine drukstootjes die het gevolg zijn van de hartslag geregistreerd. Na 20 dagen gewichtloosheid is de hartconditie op een dieptepunt; daarna worden het hartritme en de bloeddruk stabieler. Gedurende de eerste dagen van elke vlucht treedt een verhoogde waterafscheiding uit de weefsels (vooral van de benen) op en de afvoer ervan vindt plaats via de nieren. Het bloedvolume daalt en het lichaam bereikt na ca. 4 weken een nieuw vloeistofen mineralenevenwicht.

Bloedarmoede vormde tijdens de Geminivluchten een ernstig en onverklaard probleem. Het bleek echter voor het grootste deel te verdwijnen, nadat men, zoals in de Apollocapsules, overging op een mengsel van zuurstof met andere gassen, in plaats van 100 % zuurstof. De Skylab iv-astronauten ondervonden tijdens 84 dagen gewichtloosheid een daling van het hemoglobinegehalte van slechts 12 % (de Geminibemanningen 20 %).

Slapen gaf vaak problemen. Het normale dag/nachtritme werd vaak al door het tijdstip van de lancering verstoord. Ruimtegebrek en geluidshinder van de Apollo 14-maanlander op de maan verhinderden een goede slaap. De ervaring leerde ook dat de ledematen langs het lichaam vastgemaakt moesten worden. De Skylabbemanning sliep dan ook in zakken tegen de wanden van het slaapcompartiment. Het slaappatroon werd bij hen elektroëncefalografisch geregistreerd en bleek normaal te zijn. Grote psychische problemen zijn er tijdens een ruimtevlucht nooit geweest.

Ruimtewandelingen werden aanvankelijk enkele malen om medische redenen afgebroken. De verbruikte energie en de hartfrequentie waren onverantwoord hoog; bovendien bleek het warmteregulatiesysteem in het ruimtepak onvoldoende te werken. Verbeterde ruimtepakken voor de Apollobemanning, het aanleren van een betere bewegingstechniek en het aanbrengen van extra steunen op de buitenkant van de ruimtevaartuigen hebben goede resultaten gegeven.

Gagarin in de Vostok i en Glenn in de Mercurycapsule bewezen dat een mens een ruimtevlucht kan overleven, en de Gemini- en Vosjodastronauten toonden aan dat, medisch gezien, een 17-daagse ruimtevlucht (reis naar de maan en terug) mogelijk was. Het Apolloproject leverde een schat aan medische gegevens op, die het mogelijk maakte hypothesen op te stellen betreffende het mechanisme van de aanpassing aan de toestand van gewichtloosheid. Het Skylabproject omvatte 15 medische experimenten, mede om een antwoord te kunnen geven op de vraag: zijn langdurige bemande vluchten, zoals naar Mars, vanuit medisch oogpunt mogelijk? Dank zij de Skylabmissies (de derde duurde 84 dagen) en het recordverblijf in de ruimte in de Saljoet 6 (1980:185 dagen) heeft de ruimtevaartgeneeskunde kunnen aantonen dat het lichaam zich bij langdurige vluchten op een nieuw stabiel evenwicht instelt, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De weg is dan geopend voor langdurige Spaceshuttlevluchten en bemande ruimtevluchten naar b.v. Mars.

< >