Amerikaans natuurkundige, *13.12.1923 Indianapolis. Anderson studeerde aan de Harvard-universiteit (o.a. bij J.H.van Vleck).
Van 1943-45 werkte hij bij het onderzoekslaboratorium van de marine. In 1949 trad hij in dienst van Bell Telephone Laboratories te Murray Hill; sinds 1967 bekleedt hij tevens een leerstoel te Cambridge (Groot-Brittannië) en sinds 1976 ook nog een te Princeton. Anderson heeft zich vooral beziggehouden met de vaste-stoffysica, m.n. de theorie van het antiferromagnetisme. Hij onderzocht de uitwisselingswisselwerking in magnetische isolatoren en het probleem van de magnetische stoorcellen in ongeordende netwerken. Voor zijn fundamenteel werk ontving hij, samen met J.H.van Vleck en N.Mott, in 1977 de Nobelprijs voor natuurkunde.