m., 1. (ook: aardolie), een in de aardkorst voorkomend mengsel van koolwaterstoffen, deels vast, deels vloeibaar, deels gasvormig.
© Produktie. De wereldaardolieproduktie vertoonde na 1973 door de verschillende prijsverhogingen een fluctuerend beeld. Na een inzinking die op wereldschaal tot 1976 merkbaar was, een herstel in 1977, een inzinking in 1978 en een merkbare stijging in 1979, vertonen de voorlopige cijfers over 1980 weer een aanmerkelijke inzinking: -4,8 % ten opzichte van 1979. In de niet-communistische landen bedroeg de produktievermindering zelfs 7 %, maar daar stond een produktietoename van 2,5 % in de communistische landen tegenover. De produktieverlaging in 1980 wordt voor een deel ook veroorzaakt door de oorlog tussen Iran en Irak, waardoor Iran 58,8 %, Irak 24,3 % en Koeweit 36 % minder produceerden dan in 1979 wat voor het gehele Midden-Oosten resulteerde in een produktieverlaging van 15,4 %, omdat Saoedi-Arabië de produktie tijdelijk met 17,6 % heeft verhoogd. In Noord- en Zuid-Amerika nam de totale produktie toe met 2,9 %, o.a. door een sterke toename van de produktie in Mexico (34,2 %) tot 98 mln. t.
Minder produceerden Venezuela (—8,7 %), Algerije (-10,1 %), Libië (—13,4 %) en Nigeria (—9,2 %). In West-Europa nam de produktie in Noorwegen toe met 31,5 % tot 26,5 mln. t en in Groot-Brittannië met 2 % tot 80 mln. t. In totaal nam de Westeuropese produktie toe met 7,7 %.
Verbruik In de niet-communistische landen nam het verbruik toe van 2490 mln. t in 1978 tot 2520 mln. t in 1979. In de industrielanden bleef het verbruik nagenoeg gelijk met 1930 mln. t doordat een afname in de VS werd gecompenseerd door een toename in West-Europa. In de ontwikkelingslanden en de olieproducerende landen zelf was een groeiend gebruik.
Voorraden Schattingen van de totale aanvankelijk in de bodem aanwezige aardolievoorraden (dit is het totaal van de geproduceerde aardolie, de winbare reserves en waarschijnlijke voorraden) fluctueerden in de jaren zeventig van 240 x 109 1 SKE tot 360 x 109 1 SKE (steenkoolequivalenten). Op de 11e Wereld Energie Conferentie gehouden in sept. 1980 te München werden schattingen gepubliceerd door de Westduitse Bundesanstalt für Geowissenschaften und Rohstoffe, waarbij de totale voorraden werden geschat op 354 x 10’ t SKE (tabel 2). De verwezenlijking van deze optimistische schatting zal alleen mogelijk zijn als de winningstechnieken voor aardolie worden verbeterd en de opbrengsten uit de voorkomens kunnen worden opgevoerd van de huidige 25 % tot bijna 40 % van de in de bodem aanwezige olie (de zgn. oil in place). Ook zal de exploratie en exploitatie van aardolievoorkomens moeten worden uitgebreid tot aan de grens van het continentale plat d.w.z. tot in water met een diepte van 400 m.
Tabel 1. De produktie van petroleum in 1980 gebied produktie mln. t Afrika 299.8 Noord- en Zuid-Amerika 786,7 West-Europa 122,35 Midden-Oosten 919,84 Azië en Oceanië 135.9 communistische landen 729,0 wereld 2993.59 Bron: Oil and Gas Journal 29.12.1980 Tabel 2. De cumulatieve produktie, bewezen reserves en additioneel winbare voorraden aan petroleum naar de stand van 1.1.1979 in mln. t SKE (steenkoolequivalenten)
gebied cumulatieve produktie bewezen reserves additioneel winbare voorraden totaal mln. t SKE mln. t SKE mln. t SKE mln. t SKE Afrika 3750 8040 34000 45790 Noord-Amerika 17520 4480 24000 46000 Latijns-Amerika 7040 7770 12000 26810 Azië en 1720 2390 12000 16110 Oceanië Midden-Oosten 14680 51050 52000 117730 West-Europa 560 2710 10000 13270 communistische 7530 12700 64000 84 230 landen Antarctisch _ _ 4000 4000 gebied wereld 52800 89140 212000 353940 Bron: Survey of Energy Resources (1980)
Tabel 2 toont dat aan bewezen en additionele voorraden 300 x 1091 SKE ruwe olie nog kan worden gewonnen. Daarvan bezitten de OPEC-Ianden 46 % en de communistische landen 26 %. Van de bewezen reserves bezitten de OPEC-Ianden 69 % en de communistische landen 14 %. Ook blijkt uit de tabel dat van de totale aanvankelijk aanwezige voorraden tot 1979 14,9 % reeds is verbruikt, dat 40 % is ontdekt en dat 60 % nog moet worden gevonden. De statische levensduur, die is gebaseerd op de bewezen reserves en de produktie van 1979, bedraagt 27,7 jaar. Afb.p.496.