(Repüblica del Peru), republiek in ZuidAmerika, begrensd door de Grote Oceaan, Ecuador, Colombia, Chili, Bolivia en Brazilië, 1,3 mln. km2. Hoofdstad: Lima.
BEVOLKING Peru had in 1979 een bevolking van ca. 16,4 mln. De gemiddelde jaarlijkse bevolkingstoename bedraagt 3 % dank zij een groot geboortenoverschot.
ECONOMIE Peru is in de eerste plaats een landbouwstaat: slechts 13 % van het bruto nationaal produkt (BNP), maar wel 40 % van de werkgelegenheid heeft betrekking op de landbouw. Van de oppervlakte is 24 % in cultuur gebracht. Steeds meer cultuurgrond wordt bevloeid: reeds 1180000 ha in 1978. De veestapel omvat 4,17 mln. runderen, 2 mln. geiten, 14 mln. schapen, 2 mln. varkens, 37 mln. stuks pluimvee en 648000 paarden (1979). Peru is ook een van de grootste visserijlanden in de wereld: 2,5 mln. t in 1977 (nog 12,6mln. tin 1970). Een groot deel van de vangst (490000 t in 1977) wordt uitgevoerd.
De bodem van Peru behoort tot de rijkste ter wereld: ijzer (2 mln. t), koperens (3660001), looderts (1830001), zinkens (4580001), zilver (12001), goud (3600 kg) en aardolie (9,8 mln. t in 1979). De industrie levert bouwmaterialen (cement: 2 mln. t), metalen (o.a. lood: 80000 t, zink: 63000 t, staal: 450000 t), voedingswaren, textiel, meststoffen en andere scheikundige fabrikaten. De industrialisering verloopt in een versneld tempo. Al ruim eenderde van de uitvoer van Peru bestaat uit fabrikaten. De mijnbouwprodukten blijven echter het grootste deel leveren van de uitvoerwaarden, nl. ca. 50 %.
POLITIEK Vlak voor de verkiezingen van 18.6.1978 werden duizenden linkse politieke leiders en vakbondsleiders gearresteerd en 15 van hen naar Argentinië uitgewezen. Desondanks behaalden de linkse partijen 30 zetels (van de 150) tegenover de rechtse APRA 37. Van deelneming aan de verkiezingen waren uitgesloten diegenen die niet lezen en schrijven konden, d.i. eenderde van de bevolking.
In 1978 waren er golven van protest over de prijsverhogingen, die het International Monetary Fund als voorwaarde had gesteld voor een nieuwe lening, zodat Peru bij zijn westerse schuldeisers uitstel van betaling kreeg.
Bij de presidentsverkiezingen op 18.5.1980, de eerste na 12 jaar, won F.Belaünde Terry van de centrum-rechtse Acción Popular, die twaalf jaar eerder bij een militaire staatsgreep was afgezet. De nieuwe GW die daarna in werking trad, verleende o.a. grotere bevoegdheden aan de president ten opzichte van het parlement dan vroeger het geval was geweest. Ook in 1981 kwamen stakingen voor naar aanleiding van maatregelen van de regering om de subsidies voor allereerste levensbehoeften verder te verminderen.
In jan. 1981 brak een grensoorlog uit met Ecuador. In 1942 had Ecuador ca. 200000 km2 aan Peru moeten afstaan, maar er bleef een betwiste strook over van 65 km breed. Beide landen beschuldigden elkaar ervan te zijn begonnen. De oorzaak van de vijandigheden ligt in het feit dat in deze grensstrook olie is gevonden, waarvoor door beide landen concessies zijn uitgegeven. De Organisatie van Amerikaanse Staten trachtte te bemiddelen. Begin mrt. accepteerden beide landen een voorstel om hun troepen uit het bewuste gebied terug te trekken.
LITT. J.S.Jaquette, Belaünde and Velasco: limits of ideological politics (1975); J.D.van de Ploeg, Gestolen toekomst, imperialisme, landhervorming en boeren (1977).