Gepubliceerd op 05-06-2021

Oostvaardersplassen

betekenis & definitie

natuurgebied in Zuidelijk Flevoland tussen Almere en Lelystad, aan het IJsselmeer. Het Oostvaardersplassengebied (3500 ha) ligt in een 6000 ha groot natuurgebied dat wordt begrensd door de noordelijke grens van Almere, de Oostvaardersdijk, de Knardijk en de Lage Vaart.

De Oostvaardersplassen vormen een moerasgebied, met open water dat wordt afgewisseld met riet en wilgen. Het is een belangrijk foerage- en broedgebied voor vele moeras- en watervogels.In voor- en najaar verblijven in het gebied gedurende enkele maanden grote aantallen grauwe ganzen, die een belangrijke rol spelen bij het open houden van het moeras. De grauwe gans eet nl. riet, lisdodde, moerasandijvie en knopige duizendknoop. De Oostvaardersplassen vormen een belangrijk broedgebied voor o.a. de bruine kiekendief en de baardmees. De laatste stelt zeer strenge eisen aan zijn biotoop en is als gevolg daarvan dan ook vrijwel geheel uit West-Europa verdwenen. De baardmees is een standvogel die om te kunnen overwinteren een gebied nodig heeft met overjarig riet. Overjarig riet is eveneens van belang als broedgebied voor de grote karekiet, de kleine karekiet, de snot en de in Nederland zeer zeldzame blauwborst. Deze zangvogels komen voor Ned. en internationale begrippen in het Oostvaardersplassengebied in zeer grote aantallen tot broeden.

Ook voor andere moeras- en watervogels speelt het gebied een belangrijke rol als broedgebied. Voor de waterral is het een van de belangrijkste broedgebieden in Nederland; er broeden enkele paren porseleinhoenders; tientallen paren futen, krakeenden, pijlstaarteenden, slobeenden en tafeleenden; voorts honderden kluten en tot tienduizend meerkoeten.

Voor een aantal vogelsoorten speelt het Oostvaardersplassengebied een belangrijke rol bij de instandhouding van een Europese populatie. Een van deze soorten is de lepelaar. Van deze soort broeden in het gebied ca. 25 paren.

In 1978 vestigde de aalscholver zich als broedvogel in de Oostvaardersplassen. De kolonie ligt gunstig t.o.v. het belangrijkste voedselgebied van de aalscholver: het IJsselmeer.

Kenmerkende vogels van moerasgebieden zijn de reigerachtigen. De verwachting is dat, als gevolg van een rijker wordende visstand die mede het gevolg is van een verhoogde waterstand, de aantallen broedparen in het Oostvaardersplassengebied zullen toenemen. De roerdomp is er al lang broedvogel, maar ook de blauwe reiger, de purperreiger, het woudaapje en de grote zilverreiger hebben er al gebroed. Van uiterst groot belang is het gebied voor de in Nederland overwinterende nonnetjes. Van deze kleine zaagbek overwintert bijna 90 % van de wereldpopulatie op het IJsselmeer. Vele van deze vogels slapen op de Oostvaardersplassen. Tijdens de trek en ’s winters zijn er ook van andere vogelsoorten grote aantallen aanwezig. Geregeld verblijven in het gebied duizenden pijlstaarteenden, grutto’s, rietganzen, kuifeenden, kluten en tienduizenden wilde eenden en gier- en oeverzwaluwen. Ook voor de blauwe kiekendief, buizerd en ruigpootbuizerd is dit gebied als overwinteringsgebied van belang.

In 1978 werd dwars door het gebied, vlak langs de Oostvaardersplassen, de spoorlijn Almere-Lelystad gepland, waardoor de bufferfunctie van het gebied rond de plassen zou worden aangetast. Milieu-organisaties drongen er direct op aan dat het spoorwegtracé zou worden verlegd naar de Lage Vaart waar al een hoogspanningslijn en een rijksweg waren getraceerd. De verschuiving zou zowel technisch als financieel geen problemen opleveren. Eind 1981 besloot de minister van Verkeer en Waterstaat het tracé van de spoorweg te verleggen naar de Lage Vaart. Afb.p.440 (2).

< >