Gepubliceerd op 05-06-2021

Luchtverontreiniging

betekenis & definitie

v./m. (-en), (ook: luchtvervuiling; in België ook: luchtbezoedeling), de verontreiniging van de atmosfeer.

© Er is de laatste jaren sprake van een zekere wijziging in het schadepatroon ten gevolge van luchtverontreiniging. Vroeger was de direct aanwijsbare schade geconcentreerd in de nabije omgeving van grote stedelijke en industriële gebieden. Zeer hoge concentraties van o.a. zwaveldioxide, roet (rook) en aromatische koolwaterstoffen gaven aanleiding tot aandoeningen van de slijmvliezen (ziekten van de luchtwegen, oogirritaGeorge Lucas. Harrison Ford en Kate ties) .vervuiling van het leefmilieu en stankoverlast. De bestrijding van deze vorm van luchtverontreiniging was er op gericht de grotere hoeveelheden verontreiniging op grotere hoogte in de atmosfeer te brengen (de hoge-schoorstenen-politiek), zodat de verontreiniging in meer verdunde vorm op het leefniveau terechtkwam. Verbeterde verbrandingsmethoden (b.v. wervelbedverbranding) en de invoering van schonere brandstoffen (aardgas, zwavelarme aardolie) zorgden voor een verdere verbetering van het luchtmilieu. Tegenwoordig echter is de aandacht meer gericht op de langere-termijn-effecten van luchtverontreiniging. Het besef dat vrijwel alle materiaal dat in de atmosfeer gebracht wordt, na verloop van tijd weer op het aard- of wateroppervlak terechtkomt en daar mogelijk schadelijke effecten heeft, werd voor het eerst onderkend door de Scandinavische landen. Zij constateerden in het begin van de jaren zeventig op grote schaal vissterfte (zalm) in hun meren en schreven die toe aan het transport van verontreiniging vanuit de Europese industriële centra. Vrij snel daarna werd schade geconstateerd in de oostelijke VS en Canada, eerst met betrekking tot de visstand, maar later zag men ook een achteruitgang en afsterving van naaldbossen, zowel op het Noordamerikaanse continent als in Europa (Tsjechoslowakije en de BRD). De schade aan het bosbestand nam in de BRD dusdanige vormen aan dat beleidsmaatregelen niet uitbleven ( → zure regen).

Onderzoek wees uit dat de vermoedelijke schadelijke werking tot stand kwam door een combinatie van processen. 1. De voortdurende blootstelling van gewas aan zwavel- en stikstofverbindingen uit de verontreinigde lucht. (Ten gevolge van de lozingen op grotere hoogten nam de gemiddelde verblijftijd van primaire verontreiniging zoals zwavel - en stikstofoxiden toe met enige dagen, zodat chemische processen in de atmosfeer deze verbindingen konden omzetten o.a. tot zuren.) Door blad of naald kon het gewas deze verbindingen direct opnemen (droge depositie). 2. De blootstelling van zowel gewas als bodem aan verontreinigde neerslag (natte depositie). Hierdoor veranderde de chemische samenstelling van bodem en meren geleidelijk in de voor deze verontreiniging gevoelige gebieden. 3. De blootstelling van het gewas aan zeer hoge ozonconcentraties ten gevolge van kortdurende zonnige en warme perioden, omstandigheden die in een verontreinigde atmosfeer (foto)chemische processen op gang brengen waarbij o.a. ozonvorming optreedt. Hoewel nog lang niet alle details van de keten lozing-transport-chemie-depositie-effect bekend zijn, worden als hoofdverdachten zwavel- en stikstofoxiden aangemerkt, waarbij wat Nederland en België betreft ook ammoniak (bioindustrie) kan worden genoemd.

Omdat vaak een grote fractie van de verontreiniging die in het ene land geloosd wordt, in andere landen terechtkomt, wordt gezocht naar een oplossing op internationaal niveau. In 1982 vond in Stockholm een grote conventie plaats, waar 21 landen vertegenwoordigd waren om deze zure-regen-problematiek te inventariseren. Deze werd in 1984 gevolgd door een bijeenkomst van de EG op ministerieel niveau in München, waar vooral de BRD, Nederland en de Scandinavische landen politieke druk uitoefenen om de emissies van zwavel- en stikstofoxiden te beperken. Effectuering van deze voorstellen zou kunnen leiden tot een op grote schaal toepassen van rookgasontzwavelingsinstallaties en het aanbrengen van katalysatoren in auto’s. Maatregelen die de prijs van elektriciteit met ca. 10 % verhogen en die auto’s, ca. f 1000-1500 (BF 20-30000) duurder maken. In de BRD is de regering al bezig met wetgeving om de verontreiniging in uitlaatgassen nog voor 1990 drastisch te beperken.

< >