Gepubliceerd op 17-01-2021

India

betekenis & definitie

(Bharat), federale republiek in Zuid-Azië, begrensd door de Arabische Zee, de Golf van Bengalen, Bangla Desj, Bhutan, Brima, Nepal, Afghanistan en Pakistan; 3287590 km2. Hoofdstad: New Delhi.

BEVOLKING De Indiase bevolking bedroeg in 1978 ca. 638 mln. Het geboortencijfer bedraagt 35,2 %c per jaar en het sterftecijfer 15,9 %c, wat resulteert in een natuurlijke bevolkingsgroei van 19,5 %c per jaar. Iets meer dan 40 % van de bevolking is jonger dan 15 jaar, bijna 4 % is ouder dan 65.

De vruchtbaarheid daalde tussen 1961-71 van 42 tot 38 %o. In 1977 bedroeg zij ca. 35 %o. Het beleid van premier Indira Gandhi was erop gericht om dat promillage tegen 1980 to ca. 25 terug te brengen.

Vele arme ouders echter zien in een talrijk kroost een soort verzekering voor hun oude dag. Bovendien beweren orthodoxe hindoes, dat moslims veel minder aan sterilisatie doen, wat ertoe zou leiden, dat het islamitische aandeel in de bevolking groter werd. In werkelijkheid heeft de bevolking die aan gezinsplanning werkt dezelfde religieuze samenstelling als de totale Indiase bevolking. Wel is het percentage hindoes iets gedaald, tot 82,7; in 1961 bedroeg het 83,5.

Bij de geboortenbeperking is de sterilisatie het belangrijkst. Het aantal gevallen waarin deze ingreep plaatsvond, is absoluut wel, maar relatief niet erg groot. In de jaren 1956-73 zijn er 14,5 mln. sterilisaties voltrokken, meestal bij vaders van drie of meer kinderen. In 1976 is het tempo sterk opgevoerd. Tussen april en sept. werden 3,7 mln. manIndia, POLITIEK. Straat in Delhi tijdens nen gesteriliseerd.

Op het gebied van voorbehoedmiddelen werd minder succes behaald. In 1972 is op federaal niveau een wettige regeling voor de abortus getroffen die niet alleen de geboortenbeperking dient, maar tevens de illegale abortus bestrijdt. Vóór de wet van kracht was, werd het aantal illegale abortussen op 5 mln. per jaar geschat.

In 1929 was de huwbare leeftijd voor meisjes krachtens de Child Marriage Restraint Act op 14 jaar gesteld. In 1957 liet premier Jawaharlal Nehru die leeftijd tot 15 jaar verhogen, wat tot veel orthodoxhindoeïstische protesten aanleiding heeft gegeven. In de jaren zeventig gingen er stemmen op om de huwbare leeftijd voor meisjes en jongens op resp. 18 en 20 jaar te stellen. In de deelstaat Kerala waar communisten sinds 1957 regeringsverantwoordelijkheid droegen en zij de levensstijl van de bevolking wisten te beïnvloeden bleek dat uitstel van huwelijken tot het 20e of 21e jaar de vruchtbaarheid met ongeveer 20 % deed dalen. In 1971 bedroeg het percentage analfabeten nog 70,7. Dit kan niet worden gecompenseerd door televisie, want die was in 1975 nog tot een zestal steden beperkt.

Hetzelfde geldt eigenlijk voor de film. Deze is in de steden een geliefd medium India heeft de op één na grootste filmindustrie ter wereld — maar bereikt de meeste dorpelingen niet.

ECONOMIE De belangrijkste verbeteringen deden zich voor in de graanteelt (de bebouwde oppervlakte bleef ongeveer gelijk, maar de produktie steeg in drie jaar met 5 %) en in de suikerrietteelt (de bebouwde oppervlakte nam met 16 % en de produktie met 29 % toe). De Indiase landbouw produceert ca. 125,6 mln. t graan per jaar, 1,25 mln. t katoen, 6,5 mln. t grondnoten en 190800 t koffie. Nog belangrijkere veranderingen deden zich voor in de mijnbouw en de industrie. De staten Bihar en Orissa produceren samen 26,5 mln. t ijzererts. Verder produceert India nog 1 mln. t bauxiet. Bovendien levert India nog belangrijker hoeveelheden titaanerts en mangaanerts.

In 1978 kwam in de staat Madhya Pradesh een kopermijn in produktie die jaarlijks 33000 t hoogwaardig kopererts oplevert. De olievelden van Assam, Gujarat en Nagaland leveren steeds meer aardolie: 8 mln. t in 1975, 8,6 mln. t in 1976, 9,6 mln. t in 1977 en 10,9 mln. t in 1978.

De index van de industriële produktie groeide tussen 1977—78 met 46 %. De energievoorziening daarentegen groeide tussen 1970-78 nauwelijks en daarna met 8 %. Een enorme groei deed zich voor in de chemische industrie (tussen 1970-78 met 77 %). De basismetaalindustrie breidde zich in dezelfde periode uit met 53 %. In 1979 was er echter sprake van een geringe achteruitgang in de produktie. In 1979 bedroeg de groei van het bruto nationaal produkt (BNP)7-8%, waardoor de levensstandaard van de gemiddelde Indiër langzamerhand toeneemt.

POLITIEK In mrt. 1976 was het mandaat van het Lagerhuis afgelopen, zodat verkiezingen moesten worden gehouden. Nadat een gewillig parlement Gandhi in dec. 1975 een jaar uitstel van die verkiezingen had verleend, vreesden sommigen dat Gandhi voorlopig geen vrije verkiezingen meer zou toelaten. Het strengere regime viel echter samen met goede oogsten en sorteerde enkele gunstige economische neveneffecten (vermindering van smokkel, belastingontduiking en inflatie), wat Gandhi sterkte in haar overtuiging dat zij in mrt. 1977 wel vrije verkiezingen kon wagen. Oppositieleiders werden vrijgelaten en de vrijheid van vergadering grotendeels hersteld. De oppositiepartijen, van reactionair tot revolutionair, bundelden zich in het Janatafront (Volksfront). Dit front kreeg een grote aanhang, niet in de laatste plaats dank zij het grote zedelijk gezag van Jayaprakash → Narayan. Wat ascese en onkreukbaarheid betreft, werd hij geëvenaard door Desai.

Doorslaggevend was tenslotte, dat minister Ram aftrad en zich opwierp als leider van een nieuwe partij, Congres voor de Democratie, hoofdzakelijk samengesteld uit dissidenten van de regerende Congrespartij. Deze partij droeg sterk bij tot de verkiezingsnederlaag van Gandhi’s Congrespartij. In zijn verkiezingsmanifest eiste het Congres voor de Democratie, net als de andere oppositiepartijen, intrekking van de noodtoestand alsmede het ongedaan maken van de binnenlandse veiligheidswet, die de regering in staat stelde personen zonder vorm van proces twee jaar lang vast te houden. Ook werd het afschaffen van alle beperkingen op de pers en het vrijlaten van alle politieke gevangenen geëist. Het Janatafront kreeg 270 van de 542 Lagerhuiszetels, wat samen met de 30 mandaten van Ram en zijn partijgenoten een ruime meerderheid opleverde. Gandhi’s Congrespartij kwam niet verder dan 153 zetels, die vooral in de Dravidische gebieden van het zuiden waren behaald.

De overwinnaars hadden door hun heterogeniteit enige moeite met de kabinetsformatie. Ram betwistte Desai zonder succes het premierschap en nam vervolgens genoegen met de portefeuille van Defensie. De regeringDesai herstelde een aantal, maar niet alle politieke vrijheden en ontnam aan de sterilisatiecampagne haar dwingend karakter. Verder stelde zij een langdurig onderzoek in naar corruptiepraktijken ten tijde van Indira Gandhi, wier handel en wandel, evenals die van haar zoon, eveneens aan een onderzoek werden onderworpen. Verdere grote daden bleven echter uit. De onrust in het land nam gaandeweg toe, mede door het streven van verscheidene deelstaten naar meer autonomie, waarvan Desai niets wilde weten.

Het Janatafront steunde vooral op de hindoebevolking. Bij toenemende decentralisatie zou zij veel van haar greep op de mensen verliezen. Dat deed zij toch al: de studenten demonstreerden tegen het gebrek aan maatregelen tegen de werkeloosheid; boeren voerden acties om meer en beter land; de behandeling van de altijd door premier Gandhi in bescherming genomen onaanraakbaren werd slechter. Daarbij berichtte de pers uitvoerig over onenigheid binnen het Janatafront, die slagvaardig regeren vrijwel onmogelijk leek te maken. Dat Desai de pers waarschuwde voor maatregelen als zij op dezelfde voet zou doorgaan, deed vermoeden dat ook deze regering de persvrijheid niet hoog in het vaandel had staan. De partij verwikkelingen vonden in juli 1978 een voorlopig hoogtepunt met het ontslag van minister van Binnenlandse Zaken Charan Singh, die de partij ervan beschuldigde dat zij onvoldoende stappen ondernam tegen Gandhi.

Na de verkiezing van Indira Gandhi tot parlementslid op 5.11.1978 in Chikmagalur weigerde het parlement haar echter tot haar zetel toe te laten. Het liet haar gevangenzetten wegens machtsmisbruik gedurende haar premierschap. Van 19-26 dec. verbleef zij in de gevangenis.

De ontevredenheid van het volk over de vele problemen en over het geringe succes van de regering bij de oplossing daarvan nam toe. Er waren moeilijkheden met Bangla Desj, Sikkim en Pakistan en met de Mizoram in het uiterste oosten van het land. Geregeld braken bloedige rellen uit tussen moslims en hindoes. Op economisch gebied was er een beangstigende werkloosheid, een daling van de industriële produktie, een inflatie van ca. 20 %, sociale onrust, herhaalde plaatseüjke voedseltekorten wegens transportmoeilijkheden, en tekorten aan water.

In de zomer van 1979 volgden de gebeurtenissen elkaar zeer snel op. Op 24 juni verliet Radj Narain het Janatafront en stichtte de Seculiere Janatapartij, die later de naam Lok Dal aannam. Verschillende ministers volgden zijn voorbeeld. Op 11 juli verliet de minister van Financiën, boerenleider Charan Singh, de regering en sloot zich bij de Lok Dal aan. Het aantal parlementsleden dat hem volgde, was zo groot dat Desai zijn meerderheid in het parlement verloor (nog 267 van de 543 zetels). Op 15 juli bood Desai zijn ontslag aan.

De leider van de officiële Indiase Nationale Congrespartij, Chavan, faalde in zijn opdracht een regering te vormen, maar Charan Singh slaagde een dag later wél, dank zij de hulp van de officiële Congrespartij. Op 20.8.1979 manoeuvreerden Indira Gandhi en het Janatafront hem in de minderheid. President Reddy ontbond het parlement en schreef verkiezingen uit voor 3-6.1.1980. Ram, leider van het Janatafront en leider van de 120 mln. onaanraakbaren, die beweerde een meerderheid achter zich te hebben, beschuldigde hierop de president van partijdigheid.

Onder de interim-regering van Singh vonden in jan. 1980 parlementsverkiezingen plaats. Deze bezorgden de door Indira Gandhi geleide Congrespartij na de zware nederlaag van 1977 nu een tweederde meerderheid in het Lagerhuis. De partij van Gandhi vergrootte haar stemmenaandeel van 35 % in 1977 tot ca. 42 %. Van de 544 zetels in het Lagerhuis kreeg de Congrespartij er 351. Naast haar geweldige inzet bij de verkiezingscampagne — ca. 90 mln. Indiërs overal in het land zouden haar volgens schattingen persoonlijk hebben gezien dankte Gandhi haar succes vooral aan de verdeeldheid van haar tegenstanders.

Op 14.1.1980 werd Indira Gandhi door president Reddy als premier beëdigd. Zij vormde een kabinet van 22 leden, onder wie veel weinig bekende politici.

In de buitenlandse politiek voltrok zich begin 1976 een verbetering van de betrekkingen met Pakistan en China. Desondanks werd Gandhi in juni 1976 bij haar bezoek aan de USSR uitbundig ontvangen, al waren de Sovjetautoriteiten minder gelukkig met de aanwezigheid van Sandjai Gandhi in de Indiase delegatie. De verkiezingsnederlaag van Gandhi leidde ertoe, dat de banden tussen India en de USSR onder formele handhaving van de bestaande verdragsverplichtingen — wat losser werden. Minister van Buitenlandse Zaken, Vadjapajie, was zeer actief in het verbeteren van de buitenlandse betrekkingen, zoals met Pakistan en China, Bangla Desj, Sri Lanka en Nepal.

Litt. J.D.Sethi, India in crisis (1975); K.Nayar, India after Nehru (1975); P.M.Blaikie, Family planning in India (1976); H.Hart (red.), Indira Gandhi’s India: a political system reappraises (1976); R.Bovenhuis e.a., India, terug naar de tijd van weleer? (1978); G.K.Lieten, India, balans na een jaar Janata (1978).

< >