opvatting in de culturele antiopologie als zouden de hoog ontwikkelde culturen hun oorsprong hebben in gebieden waar door middel van grote waterwerken landbouw mogelijk is. Voorbeelden daarvan zouden zijn de grote historische beschavingen in de valleien van de Hwangho, Jang-tse-tjiang, Ganges, Eufraat, Tigris en Nijl, die altijd in combinatie met irrigatiesystemen voorkwamen.
Sommige onderzoekers verbinden hieraan nog de opvatting dat deze situatie noodzakelijkerwijs leidt tot de ontwikkeling van despotische staatsorganisaties (Wittfogel). Hoewel er inderdaad een samenhang tussen het voorkomen van grote waterwerken en de ontwikkeling van complexe culturen bestaat, is het aantonen van een oorzakelijk verband (nog) niet gelukt. Evenmin is er een directe relatie tussen waterwerken en despotisme gebleken. LiTT. J.H.Steward, Theory of culture change (1955); K.A.Wittfogel, Oriental despotism (1957); T.Downing en M.Gibson (red.), Irrigation’s impact on society (1974).