Gepubliceerd op 05-06-2021

Honden- en kattenbesluit 1981

betekenis & definitie

Ned. besluit van 9.3.1981 (Stb. 412) als uitwerking van art. 2 van de Wet op de Dierenbescherming. Het besluit verving het KB van 9.10.1964 (Stb. 385) en werd per 1.1.1982 van kracht.

Bij de herziening van het Honden- en Kattenbesluit wilde men de controlemogelijkheden op de naleving van dit besluit verbeteren. Als belangrijkste middel daartoe wordt de invoering van een dierenpaspoort gezien; hierin is het certificaat van de (verplichte) inenting tegen honde- of katteziekte opgenomen. Het dierenpaspoort van honden is gekoppeld aan een tatoeagemerk om te voorkomen dat hetzelfde dierenpaspoort wordt gebruikt voor meer honden van hetzelfde ras. Voor katten wordt tatoeage niet verplicht gesteld; tatoeëren van katten is ook minder goed mogelijk. Het tatoeagemerk (in de oren) wordt aangebracht door een medewerker van de Stichting Registratie Gezelschapsdieren Nederland, gevestigd te Amsterdam. Deze stichting geeft tevens de paspoorten uit.

Verdere belangrijke wijzigingen ten opzichte van het vorige besluit zijn: 1. de Veterinaire Dienst wordt ingeschakeld bij het verlenen van vergunningen voor het bedrijfsmatig houden en verhandelen van honden en katten; 2. de periode tussen het moment van inenten tegen honde- of katteziekte en het moment waarop het dier immuun wordt geacht, is teruggebracht van drie weken naar zeven dagen; 3. er zijn uitzonderingen aangebracht voor asielen, m.n. om het de asielen mogelijk te maken zwerfdieren zonder paspoort op te nemen; 4. van houders van vergunningen wordt een bewijs van vakbekwaamheid geëist; 5. vergunningen hebben een geldigheidsduur van maximaal drie jaar, waardoor meer tussentijdse controle mogelijk is; 6. houders van een vergunning zijn aan een bepaald perceel gebonden, waardoor markt- en straathandel wordt uitgebannen.

< >