Gepubliceerd op 17-01-2021

Griekenland

betekenis & definitie

republiek in Zuidoost-Europa, op het Balkanschiereiland, 131990 km2. Hoofdstad: Athene.

BEVOLKING De Griekse bevolking bedroeg in 1978 ca. 9,3 mln. Griekenland heeft een traag groeiend inwonertal (0,6 % per jaar in de periode 1967-77) als gevolg van een gering geboortenoverschot (geboorten- en sterftecoëfficiënt van resp. 15,9 en 8,8 %o in 1978). De gemiddelde verwachte levensduur bij de geboorte bedraagt 73 jaar. Van de totale bevolking is 24 % jonger dan 15 jaar en 12 % ouder dan 65 jaar.

ECONOMIE Griekenland is nog steeds een relatief arm landbouwland: 17,3 % van het bruto nationaal produkt (BNP) en 34 % van de werkgelegenheid hebben betrekking op landbouw. De belangrijkste gewassen zijn tarwe (2,5 mln. t in 1979), gerst (0,9 mln. t), katoenvezel (130000 t), katoenzaad (250000 t), olijfolie (2800001, derde plaats in de wereld), tabak (1200001), citrusvruchten (sinaasappelen 6500001, citroenen 210000 t) en wijndruiven. Deze landbouwprodukten vertegenwoordigen ca. 47 % van de totale uitvoerwaarde. In de veeteelt ligt de nadruk op de schapen (8,5 mln. stuks in 1979). Het land is bijgevolg een belangrijke producent van schapevlees en wol.

De industrialisering van Griekenland schrijdt voort. Een probleem is echter de geringe rijkdom van de bodem. Griekenland produceert alleen bauxiet (3 mln. t in 1979), bruinkool (25 mln. t) en een beperkte hoeveelheid nikkelerts. De sinds kort snel groeiende fabrieksnijverheid (met de nadruk op textiel, bouwmaterialen, waaronder vooral cement, voedingswaren, chemische Produkten, staal en aluminium) vertegenwoordigt meer dan 40 % van de uitvoerwaarde, 26 % van het BNP en 29 % van de werkgelegenheid. Twee zeer belangrijke bronnen van inkomsten zijn eveneens het internationaal toerisme (ca. 5 mln. toeristen en ruim $ 1 mrd. inkomsten) en de handelsvloot (35 mln. t, derde plaats in de wereld). Het gemiddelde jaarlijkse inkomen per hoofd bedraagt slechts $ 3440, wat lager is dan dat van bijna alle andere EG-lidstaten.

POLITIEK In de zomer van 1974 had Griekenland zich uit protest tegen de verwikkelingen rond Cyprus voor een deel uit de NAvo teruggetrokken. Deze houding betekende vooral een protest tegen de Amerikaanse diplomatie. In de hoop steun te verwerven tegen Turkije zocht Karamanlis tot verschillende landen toenadering. Het conflict met Turkije had niet alleen betrekking op Cyprus, maar tevens op de verdeling van het Egeïsche Plat, waar grote petroleumvondsten zijn gedaan. De Grieks-Turkse onderhandelingen hebben weinig resultaat gehad. Griekenland is hierbij in het nadeel.

Turkije is militair sterker en bij een eventuele Turks-Griekse oorlog zal Griekenland waarschijnlijk niet op veel buitenlandse steun kunnen rekenen. In 1977 en 1978 liepen alle besprekingen tussen beide staten op een mislukking uit.

In nov. 1977 werden nieuwe algemene verkiezingen gehouden, omdat de regering-Karamanlis voor de problemen die in 1978 te wachten stonden (vooral de kwesties Cyprus en Egeïsche Zee en de toetreding tot de EG) stevig in de schoenen wilde staan. Het resultaat was echter een verlies voor Karamanlis, ofschoon zijn partij wel de grootste bleef. De Panhellenisten verdrongen de Centrumpartij van de tweede plaats, met 92 zetels. De Centrumpartij haalde 15 zetels, de Communistische Partij 11 zetels.

Na de verkiezingen werd Griekenland geregeerd door de regering-Karamanlis, samengesteld uit leden van de centrum-rechtse partij Nieuwe Democratie. In de loop van 1978 tekende zich het streven van de premier af zijn partij te verbreden door inschakeling van figuren uit de Centrumpartij, die bij de parlementsverkiezingen van nov. 1977 een nederlaag hadden geleden. Bij de gemeenteraadsen burgemeestersverkiezingen in okt. 1978 bleek deze ‘verbreding’ de regering weinig vruchten te hebben afgeworpen.

Op 5.5.1980 werd Karamanlis tot president van Griekenland gekozen. Als gevolg daarvan legde hij zijn functie als premier neer. Zijn partijgenoot George Rallis werd de nieuwe premier. Deze vormde een regering, bestaande uit leden van de Nieuwe Democratie. Het nieuwe kabinet telde veel bewindslieden die al deel uitmaakten van de laatste regering-Karamanlis. De regering-Rallis kreeg op 23 mei het vertrouwen van het parlement met 180 tegen 15 stemmen.

Rallis legde bij die gelegenheid een regeringsverklaring af, waarin hij het idee van vervroegde verkiezingen (een wens van de oppositie) van de hand wees. Het economisch evenwicht bleef het voornaamste doel van de regering.

Op 28.5.1979 werd het akkoord over de toetreding van Griekenland tot de EG ondertekend. Op 28 juni werd het in het Griekse parlement goedgekeurd. Op 6.2.1979 reisde voor de eerste maal sinds 1924 een Griekse minister van Buitenlandse Zaken naar Moskou. Karamanlis zelf legde contacten met Joegoslavië, Roemenië en Bulgarije en ijverde voor een blijvend evenwicht in de traditioneel onrustige Balkan.

Premier Rallis verklaarde op 27.5.1980 dat een reïntegratie van Griekenland in de NA vo in het belang van het land en ook van het bondgenootschap zou zijn. Hij zei dat Griekenland vasthoudt aan de oorspronkelijke formule, volgens welke de Griekse strijdkrachten onder het militaire commando van de NAVO vallen met behoud van de operationele jurisdictie in het gebied van de Egeïsche Zee, zoals het geval was vóór 1974. Turkije blokkeert deze regeling omdat het ook een deel van het N Avo-commando en de controle in de Egeïsche Zee opeist. Rallis zei dat zijn regering eerst de recente AmerikaansTurkse defensie-akkoorden nauwkeurig wil bestuderen, alvorens een besluit te nemen over de Amerikaanse bases in Griekenland.

Op 24.2.1980 hief de Griekse regering haar uit 1974 stammend verbod van burgerluchtverkeer boven de Egeïsche Zee op. Zij reageerde daarmee op een soortgelijke maatregel van Turkije.

Op 22.4.1980 hebben vertegenwoordigers van de Griekse en Amerikaanse regeringen een economisch, wetenschappelijk en cultureel samenwerkingsakkoord ondertekend. Afb.p.280.

< >