Ned. graficus, *11.12.1900 Remscheid; van Duitse afkomst. Arntz stamt uit een fabrikantenfamilie.
Hij werd op jeugdigde leeftijd geconfronteerd met stakingen en politieke acties, waarbij zijn sympathie uitging naar de arbeiders. Om die reden wees hij het opvolgen van zijn vader als directeur van het familiebedrijf van de hand en ging hij een opleiding voor tekenleraar volgen. In deze periode maakte hij kennis met het marxisme en met de strijd tussen de socialistische groeperingen onder de Weimar-republiek. Vanaf 1924 legde hij zich toe op de houtsnede en ontwikkelde hij een volkomen eigen stijl die bestaat uit sterk vereenvoudigde, sociaal of politiek getinte figuratieve voorstellingen. De door hem gecreëerde typen, zoals ‘de werkeloze’, werden haast tot symbolen. Arntz sloot zich aan bij de ‘Keulse progressieven’, een groep kunstenaars die de idealen van het radencommunisme onderschreef en zocht naar een bij de revolutie passende vormgeving.
Tot deze groep, die veel verwantschap vertoont met het constructivisme, behoorden o.a Heinrich Hoerle, Franz Seiwel, August Tschinkel en August Sander. Arntz was sinds 1928 werkzaam aan het Weense Gesellschaftsund Wirtschaftsmuseum, maar moest de wijk nemen voor het nationaal-socialisme. Na omzwervingen in de USSR vestigde hij zich, samen met Otto Neurath in 1936 te ’s-Gravenhage. Van 194065 was hij verbonden aan de Ned. Stichting voor Statistiek. Uitgave: Politieke prenten tussen twee oorlogen, door U.Bohnen en K.Vollemans (1973). Afb.p.44.Litt. Cat. tent. G.Arntz, Gemeentemuseum, ’s-Gravenhage (1976).