Gepubliceerd op 17-01-2021

Egypte

betekenis & definitie

(Al-Djoemhoeriya al-Arabiya al-Misriya), Arabische republiek in Noordoost-Afrika en gedeeltelijk (Sinai) in West-Azië, ca. 1 mln. km2. Hoofdstad: Cairo.

BEVOLKING De Egyptische bevolking bedroeg in 1978 ca. 39,6 mln. Het land heeft een snel groeiend inwonertal (gemiddelde toename met 2,2 %), dank zij een vrij hoog geboortenoverschot (geboorten- en sterftecoëfficiënt van resp. 36 en 13 %c). De gemiddelde verwachte levensduur bij de geboorte bedraagt 54 jaar. Er zijn 18 steden met meer dan 100000 inwoners (Cairo 5,7 mln., Alexandrië 2,25 mln.).

ECONOMIE Egypte blijft ondanks recente pogingen tot industrialisering, een agrarische staat: 30 % van het bruto nationaal produkt en 51 % van de werkgelegenheid hebben betrekking op de landbouw. Toch is slechts 2,8 % van de totale oppervlakte door bevloeid akkerland ingenomen. De rest is woestijn. De belangrijkste landbouwgewassen (1979) zijn katoenvezel (470000 t), vlasvezel (22000 t), rietsuiker (690000 t), katoenzaad (750000 t), citroenen (50000 t), sinaasappelen (1,2 mln. t), rijst (2,4 mln. t), tarwe (2,1 mln. t) en maïs (2,8 mln. t). Van de Egyptische export bestaat 74 % uit landbouwprodukten, vooral katoenvezel en citrusvruchten. Egypte beschikt over enige reserves aan aardgas (100 mrd. m3) en vooral aardolie.

De aardolieproduktie neemt gestadig toe: 27,5 mln. t in 1979 tegenover 24,4 mln. t in 1978. Er worden voortdurend nieuwe velden aangeboord, zodat Egypte in 1982 op een produktie van 50 mln. t rekent. Al in 1981 produceert Egypte driekwart van zijn aardolieverbruik zelf.

POLITIEK Op 6.10.1973 begon Egypte, samen met Syrië dat op de Golanhoogte in de aanval ging, de Oktober- of Jom Kippoer-Oorlog tegen Israël. Egyptische troepen staken het Suezkanaal over en veroverden de ‘Bar Lev’-linie, waarmee zij de mythe van de Israëlische onoverwinnelijkheid verstoorden. Het Egyptische leger veroverde een deel van de Sinai, maar de Israëli’s deden een geslaagde aanval op de westelijke kanaaloever. Op 24.10.1973 werd bij kilometerpaal 101 een bestand gesloten, en op 18.1.1974 kwam een troepenscheidingsakkoord tot stand (het eerste Sinai-akkoord) na pendeldiplomatie van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken H.Kissinger. Israël trok zich 30 km ten oosten van het kanaal terug achter een bufferzone onder controle van de VN. Over het principe van dit akkoord hadden Egypte en Israël al eerder overeenstemming bereikt tijdens de Vredesconferentie van Genève (dec. 1973).

De diplomatieke betrekkingen tussen de VS en Egypte waren inmiddels hersteld. Kissinger bouwde een hartelijke relatie met Sadat op, maar de Egyptische verwachtingen omtrent Amerikaanse investeringen en militaire steun werden teleurgesteld. Het optimisme waarmee langs het Suezkanaal belastingvrije zones werden ingesteld, moest in de loop van 1974 en 1975 wijken voor verbittering over de onrustbarende inflatie.

Op 22.3.1975 mislukten Kissingers pogingen tot een tweede Sinai-akkoord tussen Egypte en Israël. De Amerikanen weten dit aan Israëlische halsstarrigheid en negeerden tijdelijk Israëls verzoeken om wapens. Egyptisch-Amerikaans diplomatiek overleg leidde echter op 1.6.1975 tot een ontmoeting tussen Sadat en de Amerikaanse president G.Ford in Salzburg, en precies drie maanden later wist Kissinger alsnog een tweede Sinai-akkoord te realiseren. Israël trok zich terug achter de Mitla- en Gidipassen en de olievelden van Aboe Rodeis, en verkreeg de doorgang van voor Israël bestemde of uit Israël afkomstige vracht door het Suezkanaal. De Arabische wereld reageerde uiterst negatief op dit akkoord, en ronduit vijandig reageerden de twee meest betrokken partijen: Syrië en de Palestijnen, die Sadat beschuldigden van ‘verraad aan de Arabische zaak’. Dit tweede Sinai-akkoord verbrak de solidariteit tussen Cairo en Damascus, de basis van de Oktoberoorlog, en bracht Syrië militair in een moeilijke situatie.

Egypte raakte in de Arabische wereld sterk geïsoleerd. De Egyptisch-Syrische tegenstellingen zijn van groot belang geweest voor de in april 1975 uitgebroken Libanese burgeroorlog, omdat Syrië zich aanvankelijk achter de Palestijnen en hun linkse Libanese bondgenoten opstelde, terwijl Egypte alle anti-Syrische krachten op niet-militaire wijze steunde. Toen Syrië zich in juni 1976 echter militair tegen de Libanese Palestijnen ging keren, kwam een toenadering tot stand tussen Sadat en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO . Egypte verbrak de diplomatieke betrekkingen met Syrië, en ten koste van het nu politiek geïsoleerde Damascus wist Sadat zijn eigen isolement te doorbreken. De Libanese burgeroorlog, die tegelijk een inter-Arabische crisis was, kon dan ook pas bezworen worden, toen op de topconferenties van Riaadh en Cairo (okt. 1976) onder sterke druk van Saoedi-Arabië een Syrisch-Egyptische (en ook een Syrisch-Palestijnse) verzoening tot stand kwam. Egypte legde zich neer bij de militaire aanwezigheid van Syrië in Libanon, en Syrië trok zijn kritiek op het tweede Sinai-akkoord in. Hierna konden Egypte, Syrië, Saoedi-Arabië en Jordanië als een gematigd Arabisch front een nieuw vredesinitiatief tegenovèr Israël ontwikkelen.

Egypte trad daarbij het duidelijkst pro-Amerikaans op, wat bijdroeg tot een verscherping van de toch al zeer gespannen relaties met Libië en de USSR. In mrt. 1976 zegde Sadat het vriendschapsverdrag met de USSR officieel op. Toenaderingspogingen, zoals tussen de ministers Fahmi en Gromyko in Sofia (nov. 1976) en Moskou (mei 1977), mislukten.

De talloze bomaanslagen op verschillende plaatsen in heel Egypte (1974-77), de ernstige voedselrellen in Cairo en Alexandrië (jan. 1977) en de activiteiten van een ultrarechtse mohammedaanse sekte (o.a. de moord op een oud-minister in juli 1977), werden door Egypte allemaal toegeschreven aan Libische pogingen om Sadat ten val te brengen. Om het buurland Soedan voor een zelfde gevaar te behoeden, werd in aug. 1976 een Egyptisch-Soedanees defensieverdrag gesloten. In nov. 1977 had het spectaculaire bezoek van Sadat aan Israël plaats, dat de oplossing van het Arabisch-Israëlische conflict dichterbij leek te brengen (→ Midden-Oosten). Het verstoorde echter danig de verhouding van Egypte met de rest van de Arabische wereld. Ook met Libië, waarmee Egypte in juli in gewapend conflict gekomen was. De relatie tussen beide landen was toen door verscheidene gebeurtenissen verkoeld.

Op 24.7. werd de gewapende strijd weliswaar gestaakt, maar de ideologische oorlogvoering ging door. Pas in sept. trokken beide partijen hun troepen aan de grens terug. Vooral door de bemiddeling van PLOleider Arafat werd de relatie tussen Libië en Egypte gaandeweg beter. In april 1978 bracht Sadat een bezoek aan de VS, waar hij er bij president Carter op aandrong een dialoog met de Palestijnen te beginnen, omdat hij een oplossing van het MiddenOostenconflict zonder hen niet mogelijk achtte. Van de BRD ontving Sadat de toezegging van meer ontwikkelingshulp. Van 28.10.-4.11.1976 werden in Egypte verkiezingen gehouden voor de Volksvergadering, waarbij de eenheidspartij, de Arabische Socialistische Unie, in drie zgn. platforms was onderverdeeld.

De uitslagen gaven een overwinning van de centrumgroep (onder leiding van premier Salem) te zien: 280 van de 342 te behalen zetels. Salem vormde vervolgens opnieuw een kabinet. President Sadat ging er toe over om de verschilleude platforms om te vormen tot politieke partijen. De klaarblijkelijke plannen van de regering om de wetgeving te islamiseren, zaaiden midden 1977 onrust onder de Kopten in Egypte. In 1979 werd voor de zich verongelijkt voelende Kopten een kalmerend vergelijk gevonden.

Medio aug. 1978 maakte Sadat de oprichting van een nieuwe partij bekend: de Nationale Democratische Partij (NDP). Na aansluiting van alle pro-Sadat-groeperingen in het parlement had de N D P daar de overgrote meerderheid. De politie was in 1978 en ook in 1979 actief ten opzichte van extremistische groepen. In april werden 22 leden van een organisatie gearresteerd die aanslagen en sabotagedaden zouden hebben beraamd en in nauw contact zouden staan met de Italiaanse Rode Brigades. In juni werd een communistische organisatie opgerold.

Op 19.4.1979 hield Sadat een referendum o.a. ter goedkeuring van presidentiële plannen, die voorzagen in een formele meerpartijën-democratie, waarbij de grondwettelijke bepalingen het bestuur en de politiek beheersen met ‘godvruchtige wetenschappelijke vooruitgang’ als morele basis. Sadats hervormingsprogramma werd met 99,9 % van de geldige stemmen goedgekeurd. Dit programma bevatte: 1. een voorstel tot ontbinding van de Volksvergadering om nieuwe algemene verkiezingen in juni mogelijk te maken; 2. voorstellen voor het treffen van bepaalde constitutionele maatregelen om de democratie in Egypte te consolideren. De bedoeling van deze wijziging was de volledige vrijheid tot het vormen van politieke partijen in te voeren. Maar het verbod ten aanzien van bepaalde categorieën van personen, opgesomd in punt twee van het referendum van 21.5.1978, werd gehandhaafd. Dit betekende in de praktijk dat communisten, religieuze extremisten en personen die vóór de revolutie van 1952 openbare ambten hadden bekleed van partijactiviteiten bleven uitgesloten.

De uitslag van de algemene verkiezingen in juni 1979 betekende een forse overwinning voor de NDP, 330 van de 371 zetels in het parlement. Premier Moestafa Khalil vormde een nieuw kabinet. Begin mei 1980 werd van officiële zijde in Cairo een grootscheeps hervormingsprogramma aangekondigd als een nieuwe fase in de wederopbouw van Egypte. President Sadat zou een volledige verandering in het staatsapparaat willen doorvoeren om de binnenlandse en vooral economische problemen van het land te overwinnen. Op 12 mei bood premier Khalil het ontslag van zijn kabinet aan. Op 15 mei beëdigde Sadat het nieuwe kabinet, waarin hijzelf het ambt van premier vervulde bijgestaan door zes vice-premiers.

In een toespraak tot de Volksvergadering op 14 mei kondigde Sadat een hervorming van het prijs- en belastingsysteem aan. Ook kondigde hij een opheffing van de staat van beleg aan. Ruim eenderde van zijn rede was gewijd aan religieuze problemen tussen mohammedanen en Kopten. Op 22 mei werd een referendum gehouden over vijf door de regering voorgestelde wijzigingen in de grondwet. De voornaamste wijziging betrof art. 77 van de grondwet, waarin de ambtsperiode van de president tot twee termijnen was beperkt. Die limiet werd nu opgeheven, waardoor Sadat tot president voor het leven kan worden gekozen.

Ook werd het meerpartijensysteem in de grondwet verankerd en werd de invoering van een consultatieve raad vastgesteld. Voor de grondwetswijzigingen sprak zich 98,9 % van de stemmen uit. Op 25 sept. won de NDP alle 140 zetels tijdens de eerste ronde van de verkiezingen voor een nieuwe consultatieve raad. De raad adviseert de regering, kan wetten voorstellen en gemeenschappelijke zittingen met de Volksvergadering (parlement) beleggen. De besluiten van de raad zijn niet bindend.

Wat de buitenlandse politiek betreft stond 1978 in het teken van het pogen met Israël een vredesregeling te treffen, wat zijn voorlopige bekroning bereikte in de Akkoorden van → Camp David. Ook in 1979 werd de politiek van Egypte beheerst door het vredesverdrag met Israël dat op 26.3. in Washington werd ondertekend. President Sadat vroeg en vond steun bij de bevolking: de vredesvoorstellen werden goedgekeurd door het kabinet, door het parlement en bij een volksstemming. Hoewel de Israëlische regering allesbehalve soepel was, werd toch een gedeelte van de Sinai ontruimd, zodat Sadat op 19.11.1979, twee jaarna zijn bezoek aan Jeruzalem, aan de voet van de berg Sinai de eerste steen kon leggen van een gebouwencomplex dat een moskee, een kerk en een synagoge moet omvatten. LITT. P.J.Vatikiotis, The modern history of Egypt (1980).

< >