Gepubliceerd op 17-01-2021

Djibouti

betekenis & definitie

(voorheen: → Afar- en Issaland), republiek in Noordoost-Afrika, die zich uitstrekt langs de Golf van Aden, 23000 km2. Hoofdstad: Djibouti.

POLITIEK Bij het in 1967 gehouden referendum over de toekomst van het gebied der Afar en Issa stemde 60 % van de bevolking voor een autonome status binnen de Franse Republiek, 40 % voor de onafhankelijkheid. De cijfers kwamen ruwweg overeen met de grootte van de twee bevolkingsgroepen: de Afar, een groep die van Ethiopisch-Eritrese afkomst is, en de Issa, waarvan de leden zich Somaliërs voelen. Een probleem hierbij was dat het aantal in Afar- en Issaland woonachtige Afar, die de Franse nationaliteit bezaten, aanzienlijk groter was dan het aantal Issa. Het buurland Somalië, dat aanspraak maakt op Afar- en Issaland, beschouwde het referendum als ongeldig, omdat duizenden Issa door het Franse Vreemdelingenlegioen (1500 man in Djibouti) en door middel van verdachte praktijken (vernietiging van persoonsbewijzen) sinds 1966 stelselmatig de grens over waren gezet. Het gevolg hiervan was een overheersing van de Afar op alle politieke niveaus. Ook Ethiopië, dat in hoge mate afhankelijk is van Djibouti als vrijhaven met een spoorwegverbinding met Addis Abeba, meent historische rechten te hebben op het gebied.

In 1973 wees de Franse president G.Pompidou er bij zijn bezoek aan het gebied op, dat Frankrijk Djibouti niet zou opgeven zolang de bevolking dat niet wilde. Ethiopische vertegenwoordigers onderstreepten bij verschillende gelegenheden dat Ethiopië zijn aanspraken weliswaar nooit zou opgeven, maar dat het recht op zelfbeschikking van Djibouti door hen erkend werd en dat de Franse aanwezigheid in het belang van de veiligheid der regio geacht mocht worden. Somalië bleef zich verzetten tegen de voortdurende pogingen het nationale karakter van Afar- en Issaland te veranderen, ten gunste van de Afar en ten koste van de Somalische Issa, die in 1975 nog maar 60 % van de bevolking van Djibouti uitmaakten tegen 90 % in 1967. Somalië probeerde in de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (o A E ), waarvan de Somalische president Barre in 1974 voorzitter was, steun voor zijn standpunt te krijgen. Het in sept. 1974 aan de macht gekomen militaire bewind in Ethiopië liet de Ethiopische politiek ten opzichte van Djibouti ongewijzigd. Op 11.2.1976 maakte de Franse regering bekend dat zij bereid was met alle politieke vertegenwoordigers van het gebied te onderhandelen.

Zowel premier Ali Aref als Hassan Gouled Aptidon, leider van de Ligue Populaire Africaine pour 1'Indépendance (LPAI), de niet in het parlement vertegenwoordigde grootste oppositiepartij, sprak zich vervolgens uit voor een akkoord tussen de politieke partijen. De LP AI stelde op 16 febr. aan de Franse Hoge Commissaris voor een constitutionele conferentie te houden om de modaliteiten voor het bereiken van de onafhankelijkheid vast te stellen. Op 17.7.1976 trad Aref af, na conflicten met de LPAI, die Aref beschouwde als een neokoloniale marionet van Frankrijk. Tijdens de topconferentie van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid van 2-6.6.1974 werd besloten een rondetafelbijeenkomst te beleggen met alle politieke partijen en bevrijdingsbewegingen uit Afar- en Issaland, waaraan Frankrijk in 1977 onafhankelijkheid zou verlenen als dat in overeenstemming zou zijn met de wil van het volk. Het referendum waartoe op deze conferentie (28.2.-19.3.1977) was besloten, werd op 8.5.1977 gehouden in aanwezigheid van waarnemers van de VN, de o AE en de Arabische Liga. Het verliep zonder incidenten.

Van de kiesgerechtigden bracht 77,2 % zijn stem uit, daarvan stemde 98,8 % vóór de onafhankelijkheid. Voor de parlementsverkiezingen had een verenigd patriottisch front onder de naam van Rassemblement Populaire pour l’Indépendance (RPI) een lijst opgesteld van 65 kandidaten: 33 Issa of andere Somali's, 30 Afar en 2 Arabieren. Bij een opkomst van ruim 86 % sprak ruim 92 % van de kiezers zich voor de eenheidslijst uit. Op 27 juni werd Afar- en Issaland onder de naam Republiek Djibouti onafhankelijk. De Nationale Vergadering bevestigde Hassan Gouled Aptidon als president. Op 27.6.1977 tekende Djibouti met Frankrijk akkoorden van vriendschap, voor economische en financiële samenwerking en een voorlopig militair protocol. Frankrijk zou een strijdmacht ter beschikking van de regering blijven stellen, tegen de achtergrond van de oude aanspraken van Ethiopië en Somalië.

Bij de samenstelling van het kabinet (15 juni) werd gestreefd naar een etnisch en politiek evenwicht. In het officiële communiqué van het bureau van de president werd het nieuwe kabinet aangeduid als een ‘overgangsregering’ waarvan de ministers verantwoording verschuldigd zijn aan de president, die de titel van regeringsleider behield. Reeds op 17.12.1977 trad premier Ahmed Dini, een Afar, af uit protest tegen de behandeling van de Afar door de autoriteiten. Zijn voorbeeld werd door vier Afarministers gevolgd. Op 5.2.1978 werd een nieuw kabinet gevormd onder leiding van Abdallah Mohammed Kamil. Dit kabinet telde 14 ministers (zes Afar, zes Issa, een Arabier en een Somali) en twee staatssecretarissen (een Afar en een Issa).

Op 7.5.1978 werd een Frans burger naar Ethiopië ontvoerd door leden van de Afarstam. Deze eisten vrijlating van alle politieke gevangenen, etnische gelijkheid in het leger en een herziening van de GW met werkelijke macht voor een Afarpremier tegenover de Issapresident. President Gouled Aptidon deed een beroep op de Ethiopische regering om de Fransman over te dragen en de ontvoerders uit te leveren. Op 16 mei maakte Frankrijk bekend dat de ontvoerde aan de ambassade in Djibouti was overgedragen.

Op een conferentie in Djibouti werd op 31.5.1979 en 1.6.1979 een nieuwe ondergrondse politieke oppositiepartij gevormd door twee door de Afar beheerste bevrijdingsbewegingen uit de koloniale tijd: de Volksbeweging voor de Bevrijding (MPL) en de Nationale Unie voor de onafhankelijkheid (UNI). Deze groeperingen waren in juli 1977 bij de onafhankelijkheid verboden en vormden in april 1978 een gemeenschappelijk front. De nieuwe beweging, het Democratisch Front voor de Bevrijding van Djibouti (FDLD), heeft tot doel de bestrijding van het regime van president Gouled Aptidon.

< >