o. (-en), in België onderdeel van het systeem van sociale zekerheid, inhoudende dat aan bepaalde categorieën werknemers die voortijdig het arbeidsproces (moeten) verlaten een inkomen wordt verschaft totdat de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt.
© Recht op een brugpensioen kregen krachtens het KB van 16.1.1975 werknemers van 60 jaar en ouder die ontslagen werden (behalve bij ontslag om een ‘dringende en zwaarwichtige’ reden). Sinds 1976 kan dit brugpensioen ook op aanvraag van de werknemer worden toegekend: voor mannen vanaf 60 jaar, voor vrouwen vanaf 55 jaar. Deze maatregel is onderdeel van de Belg. werkgelegenheidspolitiek: iedere werknemer die vrijwillig brugpensioen aanvraagt, moet vervangen worden door iemand die jonger is dan 30 jaar. De uitkering is in normale gevallen gelijk aan de helft van het verschil tussen het laatstverdiende loon en de werkloosheidsuitkering (60 % van het loon), zodat de totale uitkering 80 % bedraagt; de uitkering is bovendien waardevast, d.w.z. gekoppeld aan het indexcijfer van de comsumptieprijzen. Het brugpensioen werd aanvankelijk betaald door de laatste werkgever, later door het Nationaal Solidariteitsfonds, sinds 1.1.1978 door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; tegelijkertijd is de eigenlijke pensioengerechtigde leeftijd verlaagd van 65 tot 64 jaar voor werknemers die een 45-jarige beroepsloopbaan achter zich hebben.