(Burundi), republiek in Centraal-Afrika, even ten zuiden van de evenaar, 27834 km2, 4,35 mln. inw. Hoofdstad: Bujumbura.
ECONOMIE
Boeroendi is één van de armste en minst ontwikkelde landen ter wereld. Het bruto nationaal produkt (BNP) per hoofd van de bevolking bedroeg in 1976 slechts $ 120, de werkloosheid was 18,7 %. Het land is in hoge mate van buitenlandse hulp afhankelijk; de belangrijkste donors zijn België, Frankrijk, de BRD en China. De landbouw levert werk aan 86 % van de beroepsbevolking en draagt voor 62 % bij aan het BNP. Ten opzichte van 1967-69 was de landbouwproduktie in 1975 met 28 % gestegen, per hoofd van de bevolking echter met 2 % gedaald. Op het gebied van de voedselproduktie is Boeroendi, behalve in droogteperioden, zelfvoorzienend. Van de beroepsbevolking werkt 3 % in de industrie, die 9 % van het BNP levert. Van de industriële bedrijven is 40 % in Europese handen. Deze Europese bedrijven leveren 98 % van de industriële produktie en verschaffen 96 % van de industriële werkgelegenheid. Het ontwikkelingsbeleid van Boeroendi wordt gestuurd door vijfjarenplannen. In het ontwikkelingsplan voor de periode 1978-82 lag de nadruk op verhoging van de landbouwproduktie en verbetering van het transportsysteem. Een relatief belangrijke rol wordt toebedeeld aan de diverse vormen van regionale samenwerking. In 1976 vormden Boeroendi, Rwanda en Zaïre de Communauté Economique des Pays des Grands Lacs die een grotere mate van functionele integratie van de economieën van de drie landen nastreeft. In 1977 stichtten Boeroendi, Rwanda en Tanzania gezamenlijk een organisatie ter ontwikkeling van het Kagerabekken. Geconfronteerd met voortdurend tegenvallende exportopbrengsten, vooral als gevolg van de dalende koffieprijzen op de wereldmarkt, zag de regering van Boeroendi zich in 1979 echter gedwongen de doelstellingen van het lopende vijfjarenplan belangrijk bij te stellen. Vooral de rol van Boeroendi in de verschillende regionale samenwerkingsverbanden werd daarbij verminderd. Transport blijft intussen een van ’s lands ernstigste problemen; vandaar dat er geïnvesteerd wordt in de ontwikkeling van de luchthaven van Bujumbura. In samenwerking met o.a. Ierland probeert de regering ook de aanwezige turfreserves te gebruiken om aan de druk van de aardolieprijzen te ontsnappen. Koffie (90 % van de export) blijft het belangrijkste uitvoerprodukt.
POLITIEK
De etnische verdeeldheid in het land werd door de militairen aangegrepen als motief voor een staatsgreep in nov. 1976 onder leiding van stafchef kolonel Jean-Baptiste Bagaza, die Micombero ten val bracht. Bagaza continueerde behoedzaam het beleid van verzoening tussen de Hutu-meerderheid, die in het verleden vaak wreed werd onderdrukt, en de Tutsi. Tijdens het eerste congres van de u PRO NA-eenheidspartij (Parti de 1'Union pour le Progrès National) in sept. 1979 maakte de president de socialistische koers van het land naar Tanzaniaans voorbeeld bekend. Een maand later werd een wet op de vrouwenemancipatie afgekondigd, die de polygamie en de bruidsschat afschafte. De nieuwe socialistische grondwet werd in nov. 1981 bij een volksraadpleging goedgekeurd. Het was intussen tot een conflict gekomen met de kerken, vooral met de Rooms-Katholieke Kerk, die ca. 60 % van de bevolking groepeert. 85 van de 250 missionarissen, onder wie veel Belgen, werden het land uitgezet en bankrekeningen van missies werden geblokkeerd. De kerk was volgens de president een ‘staat binnen de staat’ geworden. Na enkele maanden ebden de spanningen echter weer weg. Op basis van de nieuwe grondwet werden in okt. 1982 parlementsverkiezingen gehouden, de eerste sinds 1965. UPRONA stelde voor iedere verkiesbare zetel twee kandidaten; drie ex-ministers en -staatssecretarissen werden niet herkozen. In nov. 1982 werd een nieuw kabinet gevormd, waarin voor het eerst ook vrouwen zitting hadden. Op 31.8.1984 werd Bagaza als president herkozen voor een ambtstermijn van vijf jaar. Hij verwierf 99,63 % van de uitgebrachte stemmen bij een opkomst van 98,34 %.