v. (-en), de in de samenstelling van de bodem teweeggebrachte veranderingen door menselijke activiteiten, waardoor direct of indirect schade wordt veroorzaakt aan de gezondheid van plant, dier of mens.
© Bodemverontreiniging kan vele oorzaken hebben:
1. verontreinigd water;
2. neerslag uit verontreinigde lucht (b.v. zure neerslag);
3. rechtstreekse storting van afvalprodukten of chemicaliën;
4. intensieve landbouw en veeteelt (vooral de bio-industrie).
Er zijn verschillende categorieën van stoffen die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken:
a. bestrijdingsmiddelen, gebruikt in de landbouw (b.v. methylbromide);
b. fosfaten en nitraten, afkomstig van het gebruik van kunstmest en wasmiddelen;
c. minerale olie, afkomstig van lekkages (tanks in de grond, garages) en verkeer;
d. chemische afvalstoffen, b.v. organische oplosmiddelen (benzeen), zware metalen die direct geloosd worden of indirect in het milieu terechtkomen via baggerslib of zuiveringsslib uit rioolwaterzuiveringsinstallaties;
e. zout, door verzilting of het gebruik van wegenzout;
ƒ. gassen, afkomstig van lekkende leidingen, verkeer en schoorstenen;
g. afvalstoffen uit huishoudelijk afval.
Verspreiding Stoffen die op een of andere manier in of op de bodem terechtkomen verspreiden zich onder invloed van verschillende fysisch-chemische processen. De belangrijkste zijn in dit verband diffusie, massatransport en verdamping. Massatransport van stoffen in de bodem vindt plaats met behulp van een drager, zoals water, onder invloed van b.v. de zwaartekracht. Verder spelen klimatologische omstandigheden een rol. Zo zal een groot aanbod van water door hevige regenval stoffen uit een vuilstortplaats sneller doen verspreiden.
Effecten De bodem heeft een essentiële functie in vele kringloopprocessen in de natuur. Bodemverontreiniging, m.n. die door milieuvreemde stoffen, kan deze functie verstoren. De toxiciteit van een stof, alsmede de snelheid waarmee de stof wordt afgebroken tot minder schadelijke produkten, is hierbij van belang. Persistente stoffen zoals sommige bestrijdingsmiddelen (DDT) en zware metalen kunnen vaak in lage concentraties al schadelijk zijn voor bodemorganismen. Door hun lange verblijftijd in het bodemmilieu kunnen zij bovendien accumuleren in bodemvoedselketens. De itai-itai-ziekte in Japan was o.a. een gevolg van de bevloeiing van rijstvelden met cadmiumhoudend rivierwater, waardoor de consumptierijst een verhoogde cadmiumconcentratie bevatte.
Eén van de belangrijkste effecten van bodemverontreiniging is de aantasting van het grondwater. Minerale oliën beïnvloeden reeds in zeer kleine concentraties de smaak en de geur van grondwater, dat daardoor ongeschikt wordt voor o.a. de drinkwaterbereiding. Sommige oplosmiddelen, zoals tolueen en benzeen, en bepaalde bestrijdingsmiddelen, b.v. methylbromide, kunnen na verloop van tijd het waterleidingnet in de bodem in de omgeving van de stortplaats of het bespoten gebied bereiken en door de pvc-wand van de buizen in het drinkwater terechtkomen. Vaak zijn dergelijke effecten pas jaren nadat de desbetreffende stoffen in de bodem zijn terechtgekomen merkbaar. Door droogmaling van diepe polders en door onttrekking van grondwater aan de bodem is in bepaalde delen van het land het brakke water uit de diepte omhooggetrokken. Ook door het gebruik van wegenzout en de grote zoutvracht van de Rijn is op sommige plaatsen het grondwater enigszins verzilt, hetgeen vooral houtachtige gewassen kan aantasten. Aardgas kan schadelijk zijn voor bomen.
Bestrijding Er zijn verschillende mogelijkheden om bodemverontreiniging te verminderen. Er zouden strengere voorschriften moeten komen ten aanzien van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, alsmede een goede controle op de naleving daarvan. Voordat een bepaalde stof in gebruik genomen mag worden, zouden een aantal gegevens met betrekking tot de toxiciteit en andere eigenschappen van belang voor milieu en gezondheid overlegd moeten worden door de fabrikant of de gebruiker. Duidelijke voorschriften ten aanzien van welke stoffen wel en niet op of in de bodem gestort mogen worden, controle op de naleving hiervan en het scheppen van alternatieve opbergplaatsen zijn belangrijke taken voor de overheid. Daarnaast zal een streven naar vermindering van afvalstromen (en dus ook het grondstoffenverbruik) door verlenging van de levensduur van produkten van groot belang zijn. Hergebruik van stoffen vóór het afvalstadium (zoals glazen flessen), het recyclen van grondstoffen zoals papier en oud ijzer en een betere benutting van afvalstoffen (zoals het maken van bakstenen uit havenslib) leiden eveneens tot een vermindering van afval. Tenslotte is een afvalbeurs denkbaar voor (chemische) produkten die nog voor andere doeleinden bruikbaar kunnen zijn.
Wettelijke maatregelen In Nederland kent de Wet Chemische Afvalstoffen van 11.2.1976 o.a. een meldingsplicht en de plicht tot omschrijving van de aard en eigenschappen van het aangeboden chemische afval. De wet trad in de loop van de jaren 1977—79 in werking. In het kader van deze wet worden vergunningen afgegeven voor de verwijdering van chemisch afval. Een wet inzake de bodemverontreiniging is in voorbereiding. Voor de prov. Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland en Limburg bestaan provinciale verordeningen ter bescherming van bodem en/of grondwater.
Een wet voor milieugevaarlijke stoffen is eveneens in voorbereiding. Hierin wordt o.a. een aanmeldingsplicht en het overleggen van toxiciteitsgegevens door de fabrikant van een nieuwe, op de markt te brengen stof geregeld. Verder zijn voor de bodemverontreiniging nog van belang de Afvalstoffenwet van 23.6.1977 (trad op 1.10.1979 in werking) en de Bestrijdingsmiddelenwet van 12.7.1962.