Gepubliceerd op 17-01-2021

Biologisch ritme

betekenis & definitie

het verschijnsel dat een biologisch proces periodiek optreedt. Tal van fysiologische processen vertonen een uitgesproken periodiciteit.

Ook gedragingen als vogeltrek en balts vertonen seizoensritmen. De duur van een volledige cyclus (periodelengte) varieert bij de diverse processen sterk: van de periodelengte van een hartslag tot die van de groeicyclus van meerjarige planten, waar een jaar verloopt tussen twee bloeiperioden. Men onderscheidt endogene en exogene ritmen. Endogene ritmen blijven zich voordoen ook al worden de levensomstandigheden uiterst constant gehouden, zoals de lichthoeveelheid, de temperatuur, de vochtigheid, de hoeveelheid voedsel. De inwendige klok die aan zo’n endogeen ritme ten grondslag ligt, wordt in normale omstandigheden dagelijks bijgestuurd door informatie van buiten, zoals het tijdstip van de ochtendschemering. Endogene ritmen zijn vaak ongeveer 24-uurs (vandaar de benaming circadiaans ritme, afgeleid van de Latijnse woorden circa, ongeveer, en dies, dag).

Een voorbeeld van een endogeen ritme is het zuurstofverbruik van een aardappelknol. In constante duisternis blijft de dagelijkse schommeling van het zuurstofverbruik gewoon doorgaan. Bij exogene ritmen worden de regelmatige schommelingen uitsluitend veroorzaakt door inwerkingen vanuit het milieu, en is het alleen aan de periodiciteit van deze laatste te danken dat exogene ritmen echte ritmen lijken.De dagelijkse afwisseling van licht en duisternis is een van de belangrijkste synchronisatiesignalen om de circadiaanse ritmen in de pas te houden met de omgevingssituatie. Het licht werkt b.v. via de ogen en via bepaalde zenuwbanen in op de pijnappelklier (epifyse), die daardoor bepaalde hormonen afscheidt, die op hun beurt weer invloed elders in het lichaam uitoefenen. Een toepassing hiervan is dat men kippen voortdurend onder langedag-belichting houdt, waarmee men bereikt dat de legperiode veel langer aanhoudt dan zonder die maatregel.

Litt. R.R.Ward en A.A.Knopf, The living clocks (1971); L.E.Scheving e.a., Chronobiology (1974); J.Brady, Biological clocks (1979).

< >