geb. Goldstein, Amerikaans feministe, *4.2.1921 Peoria (Illinois).
Friedan studeerde in Californië. In 1963 verscheen haar boek The feminine mystique, waarin beschreven wordt hoe na de Tweede Wereldoorlog in de VS de vrouw via de (reclame)media steeds meer een uitsluitend verzorgende, als ‘vrouwelijk’ bestempelde rol werd opgedrongen. Zij pleitte voor een individuele zelfstandige ontplooiing van vrouwen, o.a. via opleidingsfaciliteiten en aangepaste werktijden voor vrouwen met een gezin. In 1966 richtte zij de National Organization for Women op (waarvan zij tot 1970 voorzitter bleef), die strijdt voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Friedan heeft gastcolleges verzorgd voor verschillende Amerikaanse universiteiten, en werkt mee aan Harper’s Magazine, New York Times Magazine en Atlantic Monthly. Werken: The feminine mystique (1963), It changed my life (1976).
Friedenthal, Richard Paul Caspar, Engels schrijver, *9.6.1896 München, 1T9.10.1979 Kiel; van Duitse afkomst. Friendenthal studeerde litteratuur- en kunstgeschiedenis en filosofie te Jena, Berlijn en München. Hij werd lector (1928), en van 193036 directeur van de uitgeverij Knaur (Knaurs Lexikon, 1931). In 1938 emigreerde hij naar Engeland en woonde sindsdien in Londen. In 1951 liet hij zich naturaliseren. Van 1943-51 was hij medewerker van de BBC en redacteur van de in Stockholm uitgegeven Neue Rundschau.
Na de dood van zijn vriend Stefan Zweig gaf hij diens nagelaten werken uit: Balzac (1946) en Silberne Saiten (1966; gedichten). Van 1951—54 werkte hij bij de uitgeverij Droemer. In 1957 werd hij vice-voorzitter van de Duitse PENClub en in 1968 erevoorzitter. Hij spande zich in voor het herstel van de culturele betrekkingen tussen Duitsland en Engeland. Werken: poëzie: Tanz und Tod (1918), Demeter (1924), Brot und Salz (1943); novellen en romans: Der Fächer mit der goldenen Schnur (1924), Der Heuschober (1925), Marie Rebscheider (1927), Der Eroberer (1929), Das Erbe des Kolumbus (1950), Die Welt in der Nussschale (1956), Die Party bei Herrn Tokaido (1958), London zwischen gestern und morgen (1960; essay); biografieën: G.F.Händel (1959), Leonardo (1959), Goethe, sein Leben und seine Zeit (1963), Goethe und die Folge (1964), Luther (1967), Entdecker des Ich (1969; portretten van Montaigne, Pascal en Diderot), Ketzer und Rebell. Jan Hus und das Jahrhundert der Religionskriege (1972), Karl Marx (1979).