Gepubliceerd op 17-01-2021

Bejaardenzorg

betekenis & definitie

v./m., de activiteiten die erop gericht zijn het lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn van bejaarden in stand te houden, te beschermen, te verbeteren of te herstellen.

© Tot de jaren zeventig was de bejaardenzorg in Nederland voornamelijk gericht op het bouwen van instituten zoals bejaardenpensions en verpleeghuizen. Daarna is het accent verschoven naar het bejaardenwerk in de wijk en op verruiming van de mogelijkheid ook de vijfenzestigplusser nog volop te laten deelnemen aan het maatschappelijk leven. De beleidslijn met betrekking tot bejaarden is er dan ook op gericht hen zoveel mogelijk in eigen omgeving liefst in kleine, gemakkelijke woningen eventueel met enkele centrale voorzieningen te huisvesten. Het ging in 1975 om 1459400 bejaarden, die 10,2 % uitmaakten van de totale bevolking in Nederland. In 1976 is dit percentage gestegen tot 10,8.

De herziene Wet Bejaardenoorden (1971) geeft o.a. aan wie voor plaatsing in een tehuis in aanmerking komt en regelt de planning van de te bouwen tehuizen. De Centrale Commissie voor Bejaardenoorden, die in de wet is voorgeschreven, heeft hiertoe aparte commissies in het leven geroepen.

Met ingang van jan. 1977 is de maatregel van kracht dat een ieder die in een verzorgingstehuis wil, eerst moet worden beoordeeld door een commissie. De vijfenzestigplusser wordt bezocht door een maatschappelijk werker die zich tijdens een gesprek een oordeel tracht te vormen van de verzorgingsbehoefte bij de gegadigde. Dit advies gaat samen met dat van de huisarts naar een commissie, die op basis hiervan al dan niet tot noodzakelijke opneming in een tehuis besluit. Wil de bejaarde bij een negatieve beslissing toch uit huis, dan is het alternatief de ‘bejaardenwoning’ of een serviceflat, waarin voor een warme maaltijd kan worden gezorgd.

De bejaardenzorg berust bij diverse departementen van de overheid. Zo heeft het Departement van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) een onafhankelijk advieslichaam in de eerder genoemde Centrale Commissie Bejaardenoorden; daarnaast is er een afdeling bejaardenbeleid met twee onderafdelingen, waarvan één voor het gesloten bejaardenwerk (m.n. bejaardentehuizen) en één voor de dienstencentra, projecten met plaatselijk gecoördineerd bejaardenwerk. De projecten hebben tot taak dienstverlening en activiteiten die mede voor ouderen worden opgezet overzichtelijk en toegankelijk te maken. Het Departement van Volksgezondheid en Milieuhygiëne houdt zich m.n. bezig met het toezicht op de verpleeghuizen. Het Departement voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening houdt zich bezig met de aard van de huisvesting. Het besteedt veel aandacht aan de bejaardenwoning en de serviceflats die het bejaardentehuis moeten vervangen.

Het Departement van Sociale Zaken is bij de bejaardenzorg betrokken voor wat betreft de verzekeringsgelden van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Daarnaast houdt men zich bezig met de arbeidsvoorwaarden, zoals het betaald educatief verlof voor ouderen, speciaal in verband met de voorbereiding op de pensionering. Gestreefd wordt naar een integraal beleid tussen de departementen onderling. Het beleid ten aanzien van bejaardenzorg in België is erop gericht de samenleving als geheel zo in te richten dat mensen zich sociaal geïntegreerd en gewaardeerd voelen en anderzijds, dat de actieve bevolking voldoende financiële inspanningen levert om het welzijn van de bejaarden te verzekeren. Uit enquêtes door het Centrum van Bevolking en Gezin in 1965 en 1975 is komen vast te staan dat 75 % van bejaarden, die niet in collectieve instellingen verblijven, kan worden beschouwd als valide personen. Voorts is gebleken dat 15 % mindervalide is en dat 10 % van de bejaarden invalide is, d.w.z. dat zij slechts in beperkte mate of helemaal niet meer voor zichzelf kunnen zorgen.

Ook blijkt, conform de verwachting, de invaliditeit toe te nemen met de leeftijd. In 1975 ging het om 1370000 bejaarden die ca. 14 % uitmaakten van de totale bevolking.

Het beleid ten aanzien van de gezondheidszorg is erop gericht de valide bejaarde zolang mogelijk in een vertrouwd en zelfstandig milieu te laten leven. Mindervaliden kunnen een beroep doen op een gezondheidsvoorziening in collectieve instellingen. Uit de volkstelling van 1970 is gebleken dat ca. 5 % van de personen van 65 jaar en ouder verblijft in een bejaardeninstelling. In België is het opnamebeleid nogal sterk gericht op bejaarden die geringe verzorging behoeven. Volgens de Hoge Raad voor de Derde Leeftijd zal men de mindervalide bejaarde zolang mogelijk moeten onderbrengen in een huisvesting waar de revalidatie centraal staat. In rust- en verzorgingstehuizen zou medische, verpleegkundige en paramedische verzorging in voldoende mate aanwezig moeten zijn. Nu worden invalide bejaarden nog te snel verwezen naar geriatrische instellingen of naar ziekenhuizen die zijn ingericht voor langdurig zieken.

Ten aanzien van de individuele huisvesting van de bejaarden is komen vast te staan dat de oudere bevolkingsgroep in het algemeen over minder goede huisvesting beschikt dan een gemiddeld gezin in België. Zo blijkt 20 % van de bejaarden te verblijven in krotten, volgens een enquête van het Nationaal Instituut voor de Huisvesting (1971-72). Toch wensen de meeste bejaarden deze huizen niet te verlaten. Zij zien het bejaardentehuis slechts als een toevlucht in noodgevallen. De wens is m.n. een woning met hulpverlening.

Diverse beleidsinstanties richten zich

1. op het totstandkomen van specifieke woningen en de subsidiëring daarvan, en
2. het nemen van maatregelen om steun te verlenen aan diverse vormen van dienstverlening die het individueel en zelfstandig wonen bevorderen.

Ad 1. De Nationale Maatschappij voor de Huisvesting bezat in 1972 20000 huurwoningen die geschikt zouden zijn voor bewoning door bejaarden. Slechts 9000 hiervan waren specifiek ontworpen voor bejaarden. De Commissies van Openbare Onderstand (Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn) beschikten in 1974 over ca. 2700 woningen en appartementen voor bejaarde echtparen. Meer van dergelijke kleine woningen zijn wenselijk en dan voornamelijk verspreid in de wijken om de oudere leeftijdsgroepen niet te isoleren, maar juist in zo intensief mogelijk contact te houden met de actieve, jongere bevolking. Ook krijgt een complex van bejaardenwoningen gegroepeerd rond een dienstencentrum of een rustoord meer aandacht.

Voor mindervaliden wordt gedacht aan zgn. serviceflats. Een wetsvoorstel tot bevordering van de bejaardenhuisvesting werd in jan. 1976 ingediend bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De overheid heeft door middel van drie KB’s (1975 en 1976) een voorziening gecreëerd, waarbij een verhuis-, huuren installatietoelage wordt ingesteld voor bejaarden die een woning die niet is aangepast aan de voor de bejaarde specifiek noodzakelijke eisen, kunnen verwisselen voor een beter geschikte woning. Bij KB van april 1977 zijn voorwaarden geregeld waaraan de bouw van dienstencentra voor bejaarden dienen te voldoen.

Ad 2. De dienstverlening bestaat o.a. uit tijdelijke hulp aan zieke of invalide bejaarden. Buiten de overwegend huishoudelijke hulp door diensten voor bejaardenhulp verstrekken de diensten van het WitGele Kruis medische en verpleegkundige hulp aan zieken en gehandicapten. Daarnaast worden, voornamelijk in de steden, warme maaltijden bij bejaarden thuisbezorgd.

Litt. J.M.A.Munnichs, Bouwstenen voor een sociale gerontologie (1972); R.Roza, Omgaan met bejaarden (1973); J.J.M.Michels, Over chronisch zieken en bejaarden (1974); G.Dooghe en L.Vanderheyden, Levensvoorwaarden en behoeften van bejaarden (1976); W.van den Heuvel, Het verpleegtehuis, leven van huis uit (1977); Nationaal Instituut voor de Huisvesting, Onderzoek van diverse aspecten van de huisvesting van bejaarden en het beleid inzake (1977); J.M.A.Munnichs, Voorzieningen voor ouderen (1978); G.Dooghe, Extramurale dienstverlening aan bejaarden (2 dln. 1979-80).

< >