(Antigua and Barbuda), onafhankelijke staat, behorend tot de Kleine Antillen, 442 km2, 70000 inw. Hoofdstad: Saint John’s.
ECONOMIE
De economie berust vooral op katoenwinning, enige verwerkende nijverheid en een bloeiend toerisme (ca. 100000 toeristen per jaar die aan 60 % van de beroepsbevolking werkgelegenheid bieden), wat niet wegneemt dat de eilanden met veel werkloosheid en een toenemende inflatie kampen. Zij kwamen ook in opspraak als tussenstation voor wapensmokkel naar Zuid-Afrika.
Ook een Amerikaanse luchtmachtbasis en een station van de propaganda-omroep Voice of America betekenen een bron van inkomsten.
POLITIEK
Deze voormalige Britse kolonie beschikte sinds 1967 als geassocieerde staat bij het Gemenebest over interne autonomie. In verband met de naderende onafhankelijkheid hield premier Vere C.Bird op 24.4.1980 vervroegde verkiezingen, die werden gewonnen door zijn conservatieve Antigua Labour Party. In dec. 1980 werd op een conferentie te Londen tot onafhankelijkheid besloten, maar de conferentie werd geboycot door de vertegenwoordigers van Barbuda, dat bevreesd was voor het overwicht en de politiemacht van Antigua. Niettemin werd de eilandengroep op 1.11.1981 onafhankelijk en als zodanig op 11 nov. daaropvolgend lid van de VN. Moeilijkheden met Barbuda sluiten een mogelijke afscheiding niet uit. In de samenhang van de Carbibische politiek stelde Bird zich vrij gematigd op.