Gepubliceerd op 17-01-2021

Albanië

betekenis & definitie

(Republika Popullore e Shqipërisë), volksrepubliek in het westen van het Balkanschiereiland, 28748 km2. Hoofdstad: Tirana.

ECONOMIE Albanië bezat in 1979 een bevolking van bijna 2,6 mln.

De Albanese economie is in 1981 nog steeds gebaseerd op de beginselen van openbaar bezit van de produktiemiddelen, die van een planeconomie en een zekere mate van financiële autonomie voor de bedrijven. Het vijfde vijfjarenplan (1971-75) beoogde een opvoering van de produktie door middel van omvangrijke investeringen en grote industriële bouwprojecten, maar de doelstellingen werden niet bereikt. Het zesde vijfjarenplan (1976-80) voorziet o.a. een groei van het nationaal inkomen met ca. 40 %. Niettemin is het inkomen er het laagste in heel Europa (minder dan 600 dollar per jaar per hoofd van de bevolking). Op het gebied van de buitenlandse handel moet Albanië sinds de breuk met China in 1978 nieuwe wegen bewandelen, omdat met dat land ongeveer de helft van de handel werd gevoerd.

POLITIEK gekomen nadat Albanië in 1960 in het Russisch-Chinese conflict de zijde van Peking had gekozen. Albanië kreeg daarna van de Chinese Volksrepubliek economische en militaire hulp. Het volgde echter een betrekkelijk zelfstandige koers. De Culturele Revolutie, die op dezelfde wijze als in de Chinese Volksrepubliek werd gemotiveerd, kreeg in Albanië een ander verloop. In 1967 werden alle kerken en moskeeën gesloten. Behalve marxistische hadden deze maatregelen ook nationalistische redenen: de diverse godsdiensten hielden het volk verdeeld en stelden het bloot aan buitenlandse invloeden.

In het kader van de Culturele Revolutie werden duizenden ambtenaren tot arbeiders en arbeiders tot ambtenaren gebombardeerd. In het begin van de jaren zeventig scheen partijleider Enver Hoxha een begin te willen maken met een doorbreking van de Albanese traditionele politiek van isolement en pro-Chinese lijn. Hoxha stelde zich welwillend op tegenover Joegoslavië en Roemenië en sloot handelsovereenkomsten met Italië, Griekenland en andere Westeuropese landen, maar hij kwam in 1974 van deze politiek terug. De reden hiervan was een machtsstrijd die binnen de hoogste leiding van de partij en de staat was ontstaan. De dogmatici binnen de partij, die de ‘open politiek’ als een gevaar beschouwden omdat hierdoor liberale stromingen zouden worden bevorderd, slaagden er eind juli 1974 in de voorman van de anti-isolationisten op de voltallige zitting van de Centrale Commissie af te zetten. Aansluitend daarop werd een grootscheepse zuivering uitgevoerd in politieke en intellectuele kringen.

De markantste figuur die in deze zuivering zijn functies verloor, was minister van Defensie Baqir Balluku, tevens lid van het Politburo en vice-premier. Hij was een voorstander van het doorbreken van het Albanese isolationisme en m.n. van het ontdooien van de betrekkingen met de USSR en de VS, dit in tegenstelling tot Hoxha, volgens wie iedere grote mogendheid een gevaar voor het land is. Op buitenlands gebied was het isolement van Albanië in 1975 vrijwel totaal. Albanië was de enige Europese staat die weigerde deel te nemen aan de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa. Ook sloeg Albanië een aanbod van Griekenland af om deel te nemen aan een overleg tussen de Balkanlanden voor een grotere onderlinge samenwerking. Bovendien volhardt het regime, in tegenstelling tot het Chinese, in een uitgesproken vijandige houding tegenover de NAvo.

In juli 1978 werd de al langer dreigende breuk tussen de Chinese Volksrepubliek en Albanië definitief. De Chinezen hebben alle economische, technische en militaire hulp aan Albanië gestaakt. Nadat ook China was weggevallen werd langzamerhand een nieuw beleid ingesteld om met het buitenland op zijn minst redelijke handelsbetrekkingen te onderhouden. In mrt. 1978 werd met Griekenland een handelsovereenkomst afgesloten ter waarde van $ 20 mln. Met Turkije is omstreeks dezelfde tijd een cultureel uitwisselingsverdrag gesloten.

Albanië besteedt veel aandacht aan defensie en binnenlandse veiligheid. Het leven van de bevolking is nog steeds uiterst sober, maar er werd, vooral op het gebied van volksgezondheid en onderwijs, veel verbeterd. Particulier autobezit is verboden. Wat er aan auto’s is, is staatseigendom, dat aan enkele prominenten ten dienste staat. Ondanks die bevoorrechting draagt de samenleving een nivellerend karakter. In 1976 werden b.v. de salarissen van topambtenaren en officieren drastisch verlaagd.

Ter vervanging van de GW van 14.3.1946 die geïnspireerd was door het Sovjetrussische model, werd op 21.1.1976 een nieuwe GW afgekondigd die naar Chinees model was opgesteld. Hierin wordt uitdrukkelijk de strijd aangebonden tegen bureaucratie en ‘liberalisme’. De naam Volksrepubliek Albanië werd gewijzigd in Socialistische Volksrepubliek Albanië. De nieuwe GW ontkent elk bestaan van godsdienst en particulier bezit. In mei 1976 bereikte de al jaren smeulende machtsstrijd binnen de partij zijn hoogtepunt met opnieuw grote zuiveringen in de kring van de politieke en militaire leidende figuren. Albanië vierde op 29.11.1979 met veel luister de 35e verjaardag van zijn bevrijding.

De breuk met China werd nog versterkt door de publikatie van twee boeken van partijleider Hoxha over de relatie tussen Tirana en Peking sinds 1962. Daarin zegt Hoxha dat hij in feite reeds sinds het begin van wat toen de onverbrekelijke vriendschap tussen beide landen werd genoemd, de Chinese leiders niet helemaal vertrouwde.

In de loop van 1979 heeft Albanië tal van economische contacten gelegd met westerse landen zoals Frankrijk, Italië, de Scandinavische landen, België en Nederland. Ook met Joegoslavië, dat ideologisch als vijand wordt beschouwd, zijn de handelsbetrekkingen intensiever geworden.

Litt. W.Ash, Pickaxe and rifle. The story of the Albanian people (1977); A.Logoreci, The Albanians, Europe’s forgotten survivors (1977).

< >