Frans historicus en socioloog, *3.8.1925 Hermanville-sur-Mer (Calvados). Touraine studeerde geschiedenis te Parijs.
Van 195058 was hij verbonden aan het Centre National de la Recherche Scientifique. Sinds 1960 is hij directeur van de afdeling sociologisch onderzoek van de École Pratique des Hautes Études. Van 1966—69 was hij tevens hoogleraar aan de universiteit van Nanterre. Volgens Touraine is sociologie identiek met de vrijdenkerij, de verwerping van het absolute karakter van regels en principes die functioneren om de sociale orde in stand te houden. Van sociologie is dan ook pas sprake sinds de industriële revolutie die, volgens Touraine, een samenleving creëerde waarin individuen en groepen handelend hun eigen sociale en culturele omgeving konden bepalen. Volgens Touraine geeft dat handelen van individuen en groepen de geschiedenis zin en moet dat, als sujet historique, object van de sociologie zijn.
Vanuit deze visie op de sociologie heeft Touraine vooral aandacht voor arbeidsverhoudingen. In zijn analyses wijst hij de technocraten aan als de nieuwe maatschappelijke bovenlaag en tracht hij, het failliet zijn van het socialisme constaterend, nieuwe verzetshaarden tegen deze nieuwe heersende klasse te ontdekken. Werken: L’évolution du travail ouvrier aux usines Renault (1958), (met O.Ragazzi) Ouvriers d’origine agricole (1961), Sociologie de l’action (1965), La conscience ouvrière (1966), Le mouvement de mai ou le communisme utopique (1968), La société post-industrielle (1969;Ned. vert. Depost-industriële maatschappij, 1971), Le communisme utopique (1972), Université et société aus ÉtatUnis (1972), Production de la société (1973), Lettres à une étudiante (1974), Pour la sociologie (1974), La société invisible (1977), L'après-socialisme (1980).