(Sanskriet). Een algemene naam voor bepaalde verstrengelingen of houdingen van de vingers van de twee handen, afzonderlijk of te zamen gebruikt, bij gewijde yoga of exoterische erediensten en deze Mūdra’s of vingerhoudingen hebben volgens vele Oosterse mystici een speciale esoterische betekenis.
Men treft ze aan bij boeddhistische beeldhouwwerken van Noord-Azië, vooral die welke tot de Yogāchārya-school behoren, en ook in India waar ze misschien vooral zijn beïnvloed door de Hindoese tāntrika’s. Het in de juiste stand houden van de vingers bij meditatie heeft ongetwijfeld een grote verborgen uitwerking, maar voor de ware onderzoeker van het occultisme is de symbolische betekenis van dergelijke Mūdra’s of vingerstanden veel nuttiger en belangwekkender. Het onderwerp is te ingewikkeld en van te gering belang om er hier een meer gedetailleerde verklaring of zelfs een volledige uiteenzetting van te geven.
