(Siegen 13.3.1560 - Leeuwarden 31.5.1620).
Stadhouder van Fryslân en de Ommelanden (1584), Stad en Lande (1594) en Drenthe (1596). Zoon van de latere stadhouder van Gelderland, Johann von Nassau-Dillenburg (‘Jan de Oude'), werd calvinistisch opgevoed en opgeleid (studie te Heidelberg, 1576). Willem Lodewijk kwam in 1577 naar de Nederlanden en verbleef enkele jaren aan het hof van zijn oom Willem van Oranje. In Nassau-Dillenburg en Herborn volgde hij zijn vader in 1607 op als landsheer. Willem Lodewijk maakte een militaire carrière, die vooral na 1580 van betekenis zou zijn voor het verloop van de Opstand in Noord-Nederland. Hij betrok in de oorlogvoering vooral rationele overwegingen; het oordeel over hem als politicus varieert van pragmaticus tot geraffineerd en intrigant. Hij zou tot zijn dood nauw samenwerken met zijn jongere neef, de Hollandse stadhouder Maurits, op wie hij een matigende invloed had, maar in wiens schaduw hij zijn leven lang bleef staan.
Aan Willem Lodewijks strategische inzichten is het voornamelijk te danken dat de noordoostelijke provincies uiteindelijk voor de jonge Republiek behouden bleven en definitief in een politiek en cultureel Nederlands verband konden opgaan. Daarbij liepen zijn politiek-strategische belangen niet noodzakelijkerwijs parallel met die van andere gewestelijke belangengroepen en kwam het tot botsingen, m.n. in Fryslân zelf (roordisten) (& Roorda, Karel). De zo ontstane tegenstellingen speelde hij echter, vanuit het algemene belang, niet ten volle uit. Het noordelijke steunpunt van de Opstand en uitgangsbasis van de strijd was het gewest Fryslân, dat Willem Lodewijk na 1580 voor de Unie wist te behouden en waar hij uiteindelijk stadhouder zou worden.
In de periode 1580-1595 verdreef hij met succes de Spaanse troepen uit Groningen en Drenthe en werkte aan een modern beveiligingscordon (vestinggordel) aan beide zijden van de noordoostgrens der Republiek, waarin de Friese Staten grote invloed behielden. Daar hij Groningen als vesting essentieel daarin achtte, werd deze Spaansgezinde stad bij de zogenaamde Reductie (1594) nogal ontzien en weer verenigd met de Ommelanden, die de zijde van Unie en Opstand hadden gekozen. Willem Lodewijk, die al stadhouder van de Ommelanden was, werd nu tevens stadhouder over het weer verenigde Stad en Lande. Enige tijd later volgde zijn benoeming in Drenthe dat, van strategisch belang, wel tot de Republiek werd gerekend, maar geen aparte vertegenwoordiging in de Staten-Generaal kreeg.
Willem Lodewijk bezat het vermogen zijn zorgvuldig gekozen netwerk van militaire, politieke en kerkelijke vertrouwelingen en raadgevers aan zich te binden door persoonlijke contacten te cultiveren. Hij had oog voor de opvoeding van zijn jongere broers en neven en combineerde studiezin met praktische (wetenschappelijke) kennis: door het bestuderen van oude schrijvers viel er uit de geschiedenis op het gebied van politiek en oorlogsvoering het nodige te leren. Daarbij spelen de Groninger, uit Ostfriesland afkomstige rector Ubbo Emmius en Willem Lodewijks secretaris en raadgever Everhard van Reyd - beiden ook bekend geworden als geschiedschrijvers van formaat - een belangrijke rol. Op de achtergrond kon hij zo ook als stimulator en adviseur voor de tijdens zijn stadhouderschap opgerichte academies te Franeker (1585) en Groningen (1614) fungeren.
Deze universiteiten waren in eerste instantie onontbeerlijk voor het welslagen van het reformatieproces in de noordelijke provincies. De orthodox-gereformeerde Willem Lodewijk heeft het beginnende protestantiseringsproces krachtig aangestuurd en ondersteund (‘tutor religionis'). In het republikeinse Fryslân en Stad en Lande was zijn maatschappelijke rol een indirecte, daar hij niet de status van landsvorst, maar in feite van dienaar der Staten had. In Drenthe daarentegen was zijn persoonlijke invloed het grootst en kon hij naar het voorbeeld van de Duitse vorsten - waarvan hij er uiteindelijk zelf één was - als het ware een Zwangsprotestantisierung doorvoeren.
Zie: Bergsma, W., “Zij preekten voor doven” (2002); Bergsma, W., ‘Willem Lodewijk en het Leeuwarder hofleven', IB LX (1998) 191-254; Smit, F.R.H. e.a. (red.), Willem Lodewijk, graaf van Nassau (1560-1620) (1994); Waterbolk, E.H., ‘Met Willem Lodewijk aan tafel (17.3.1560-13.7.1620)', in: Dr. E.H. Waterbolk (1981) 296-315; Overdiep, G., De strategie van graaf Willem Lodewijk (1970) [bewerking in: P. Brood (red.), Van Beeldenstorm tot Reductie van Groningen (1994) 53-102]; NNBW I; Wagenaar, L.H., Het leven van graaf Willem Lodewijk (1904).