(Joure 8.2.1906 - Schagen 27.7.1985).
Dichter van de verbeelding, van beroep journalist en vertaler. Zijn poëzie is soms speels, soms satirisch, soms mystiek, en overladen met exotische beelden en barokke metaforen. Hij kreeg in 1951 de Gysbert Japicxprijs voor de bundels Spegelskrift en Núnders. Andere pseudoniemen zijn: J. Wardy, J.A. Wisse en Fabulist. Citaat: “En pylgers, bûgjend oer de boarnen, seit har byltenis, Dat alles in werkenning fan it eigen witten is.” Zijn schetsen in proza zijn nooit gebundeld. Werkzaam in journalistiek.Wrk.: Indian summer: een keuze uit zijn gedichten (keuze en vertaling Abe de Vries en Jabik Veenbaas, met een nawoord van Jabik Veenbaas, 2007); Samle fersen (bezorgd en ingeleid door Tineke Steenmeijer-Wielenga, 1992); De lytse karavaen (vertalingen van John Masefield, Rudyard Kipling en anderen, 1968); “De Mary Gloster” (vertaling van Rudyard Kipling, 1968).