(Ternaard d. 28.12.1721 - bij Leeuwarden 26.11.1783).
Latinist. Bleef na studie (Franeker, Leiden) Franeker trouw: lector (1744), hoogleraar (1747) geschiedenis en welsprekendheid, vaderlandse geschiedenis (1754), poëzie (1764). Toonaangevend voor lat. dichtkunst van zijn tijd. Maakte school: Higt, Van Kooten, Nodell, Wassenbergh. Schreef veelgeprezen gelegenheidsverzen (ed. 1786), uitvoerige poëtische (lijk)redes, filologisch werk. Hield belangwekkende rede ter verdediging der dichtkunst (1759).Zie: Sybrandy, S., ‘Learlingen fan Johannes Schrader', DVF LXXI (1991) 84-97; Heesakkers, C. L., ‘Johannes Schrader en zijn Carmen Elegiacum “Pro Poetis”', UF 470-486; Hoogeschool II 491-497.