Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Gepubliceerd op 10-01-2025

Schilderkunst tot en met 19e eeuw

betekenis & definitie

De vroegst bekende schilderkunst in Fryslân wordt in kerken aangetroffen: schilderingen op muren en gewelven.

Veelal zijn het fragmenten van decoratieve patronen (Hantumhuizen ca. 1400, Burgum ca. 1400) of beeldverhalen van de heilsgeschiedenis of van heiligen (Augustinusga ca. 1500, Bolsward kort na 1446 en 16e eeuw, Boazum ca. 1280, Exmorra ca. 1500, Franeker ca. 1480, Kûbaard ca. 1480, Leeuwarden Jacobijnerkerk 1514 en 1575) en soms beide (Bornwird 15e eeuw, Britsum ca. 1300, Kollum ca. 1480). De oudste schilderingen zijn te vinden in Boazum, de baardloze Christus met flankerende heiligen. In een korte periode van contrareformatie zijn apostelen in de Jacobijnerkerk en taferelen van de sacramenten in de Galileërkerk te Leeuwarden (thans Fries Museum) geschilderd. Tijdens de Hervorming zijn schilderingen weggekalkt. Bij restauraties komen zo nu en dan nog schilderingen tevoorschijn. Kort na de Hervorming ontving de Benedictuskerk in Damwâld cartouches met Bijbelteksten in de volkstaal en weer later zijn de ‘hemelse' gewelven geschilderd in de kerken in Aldeboarn en Lemmer.

Verschillende 19e en 20e-eeuwse roomskatholieke kerken ontvingen weer schilderingen. Voor de kerken zijn bovendien altaarstukken vervaardigd, maar die zijn niet bewaard gebleven met uitzondering van een drieluik (ca. 1536) van de heilige familie, met op de zijluiken leden van de familie Minnema (Fries Museum). De kerk, in de middeleeuwen de belangrijkste opdrachtgever, viel na de Hervorming weg. Wel beleefde het genre van de (aanvankelijk vooral Bijbelse) historiestukken ingang met rond 1600 Pieter Feddes als belangrijk vertegenwoordiger.

Gedurende de tweede helft van de 16e eeuw, mogelijk vroeger, kwamen de adel en patriciaat als opdrachtgevers op en de portretschilderkunst was het vroegste genre dat zich zelfstandig ontwikkelde, onafhankelijk van de in de middeleeuwen allesbepalende kerk. Het zijn representatieve portretten zonder psychologische diepgang die vooral welstand en decorum moesten uitdrukken. Een persoonlijkheid uit de tweede helft van de 16e eeuw was Adriaen van Cronenburgh met een fijne wijze van werken. Strenge portretten met soms een setting in renaissancevormen. Voor de renaissance werd Hans Vredeman de Vries dankzij voorbeeldboeken invloedrijk. Het genre van de architectuurschilderkunst kreeg hier nauwelijks navolging.

Portretkunst ontwikkelde zich tot belangrijk genre met in de eerste helft van de Gouden Eeuw Wybrand de Geest als meest vooraanstaande representant. Jan de Salle, Matthijs Harings, Pieter Schik Abraham Lambertsz van den Tempel, Nicolaas Wieringa en Gerard Wigmana beoefenden ook het portret. Sommigen schilderden tevens andere onderwerpen zoals historiestukken. Ook andere genres werden hier volop beoefend. Historiestukken bleven gevraagd met Lambert Jacobsz en diens vele leerlingen, onder wie Jacob Backer, Pieter Moll en Freerk Hayema als belangrijke vertegenwoordigers.

Voor genrevoorstellingen waren Richard Brakenburgh (met een groepje leerlingen), Bernardus van Schijndel, Franciscus Carré, Hendrick de Valk beoefenaren en Margareta de Heer, die vooral bekend is van de stillevens van bloemen en kleine dieren. Het schilderen van stillevens was ook goed en kwalitatief vertegenwoordigd met Jan Willems de Wilde, Maerten Boelema de Stomme, Jilles de Winter, Dirck de Horn en Petrus Schotanus, die ook kerkinterieurs en genretaferelen schilderde. De belangrijkste landschapsschilder was Jacobus Sibrandi Mancadan, maar ook Emanuel Murant (tevens dorpsgezichten), Folckert Bock en Brakenburg en Schotanus deden aan landschap. Wigerus Vitringa was de specialist van zeegezichten.

Kleine genres als ruitergevechten en jachtpartijen werden beoefend door Hanso Moll en Juriaen Jacobsz. Gedurende de 18e eeuw bleven veel van de genoemde genres geschilderd worden. Zo heeft het portret productieve vertegenwoordigers met Bernardus en Matthijs Accama en Rienk Jelgerhuis en verder Taco Jelgersma (tevens zeegezichten), Dirk Ploegsma (tevens genretaferelen), Gerardus Wigmana (tevens historiestukken) en de verfijnd werkende Taco Scheltema. Landschappen kennen we van Johannes Buma.

Deze eeuw is toch vooral de periode van de decoratieschilder kunst. Dit wil zeggen de schilderkunst van historische taferelen, landschappen en decoratieve patronen op wanden (behangsels), plafonds, schoorsteenstukken en andere plaatsen in interieurs. Een aparte plaats neemt Hendrik Busch hierbij in, omdat zijn decoratieve schilderingen op marmerplaten, meestal verwerkt tot tafelbladen wel roerend zijn. Schilders van behangsels, schoorsteenstukken e.d. zijn onder meer: Jan Buiteveld, Christoffel F. Franck, Freerk J. Hayema, de al eerder genoemde Rienk Jelgerhuis, Rienk Keijert, Sytse en zoon Jan Nicolai, Dominicus Struiving, Albert Swalue en de neven Frans J. en Frans W. Swart. Enkelen van hen beoefenden ook andere genres.

Vanaf het begin van de 18e eeuw is de topografie, de plaatsverbeelding, opgekomen, met tekenaars als Jacob Stellingwerf, Cornelis Pronk, J. Gardinier Visscher en Pieter Idserdts Portier. Omstreeks 1800 waren enkele opmerkelijke schilders actief. De zeeschilder Nicolaas Baur en de schilder van portretten en genretaferelen Willem Bartel van der Kooi werden daarvoor koninklijk onderscheiden. De laatste heeft veel kunstenaars opgeleid.

De decoratieschilderkunst bleef bedreven met onder meer Harmen Beekkerk en de getalenteerde Aldert J. van der Poort. Genre is geschilderd door Gosling Posthumus, Gabinus Fellinga, Cornelis Wester, Pieter Sebes, Douwe Hansma, Douwe de Hoop, Christoffel Bisschop en met historische en mythologische onderwerpen: Laurens Alma Tadema. Portretten schilderden Tjeerd Eernstman, Cornelis B. Buijs, Former van der Elst en Jan J.G. van Wicheren. Ook Otto de Boer maakte portretten, maar is vooral bekend van religieuze werken als altaarstukken en kruiswegstaties. Jacob en zoon Sjoerd Bonga waren vooral landschapsschilders, Dirk Sjollema maakte stadsgezichten en marines.

Zie: Gezicht; Zanten, M. van, Aldus is opgeschilderd (1999); EK; Boschma, C., Willem Bartel van der Kooi (1768-1836) (1978); Wassenbergh, A., De portretkunst in Friesland in de zeventiende eeuw (1967); Wassenbergh, A., ‘De decoratieschilders der achttiende eeuw en het stadhuis te Leeuwarden', in: Leeuwarden 1435-1935 (1935) 139-178.

< >