Veenvaart lopende vanaf de Nieuwe Vaart bij Gorredijk tot aan de Drentse grens bij Appelscha.
Nu deel uitmakend van de Turfroute. Ten behoeve van de veenontginning begonnen ‘de compans van 't opster heeren veen' rond 1630 onder Kortezwaag te graven. Op de kruising met de Hoge Dijk ontwikkelde zich de veenkoloniale ‘vlecke' Gorredijk. Met de oprichting (1704) van de Opsterlandse Veencompagnie kwam er schot in de zaak. Er werd toestemming gevraagd aan de Staten van Friesland om de bestaande, dwars door de dorpen Lippenhuizen, Hemrik en Wijnjeterp lopende vaart, door te trekken. Vooraf moest overeenstemming worden bereikt met de Schoterlandse Compagnons over de scheiding van de Opsterlandse en Schoterlandse venen. In 1716 begonnen de werkzaamheden met extra aandacht voor het overbruggen van het hoogteverschil. Daarbij werden meerdere sluizen gerealiseerd, o.a. bij Lippenhuizen (1736), Hemrik (1755) en Wijnjeterp/Sparjebird (1785). De grens met Ooststellingwerf was in 1783 bereikt. Pas na 1813 konden ‘De Gezamenlijke Compagnons van de Opsterlandsche en Ooststellingwerfse veenen en vaarten', de vaart verder verlengen. In 1848 werd de Drentse grens bereikt. Het Bovenstverlaat, Stokersverlaat, Vossenbuurtverlaat en het Nanningaverlaat werden daarbij aan de reeks van schutsluizen toegevoegd. In 1893 kwam met de bouw van de Damsluis de verbinding met de veenkanalen in Drenthe tot stand. Via Sluis III tussen Donkerbroek en Oosterwolde is er verbinding met de Tsjonger.
Zie: Schroor, M., Heren van het hoogveen (z.j. [2001]); Turf 114-142, 210-218.