Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Gepubliceerd op 10-01-2025

Opgraving Bergumermeer/Burgumermar S64

betekenis & definitie

Omvangrijke vuursteenvindplaats, bestaande uit twee delen (A en B), op een dekzandrug langs de zuidrand van het Burgumermar.

Een groot deel van het oostelijke deel van de vindplaats (S64-B) is tussen 1971 en 1974 opgegraven onder leiding van R.R. Newell van het Biologisch-Archaeologisch Instituut (nu Groninger Instituut voor Archeologie) van de Rijksuniversiteit Groningen. De opgraving (ca. 1.100 m2) heeft ruim 123.000 bewerkte vuurstenen opgeleverd, waaronder ca. 3500 werktuigen zoals microlieten (m.n. trapezia), schrabbers, stekers, boren, messen en kernen afslagbijlen (& Bijlen, mesolithicum). Ook werden stenen werktuigen gevonden, zoals klop-, wrijf- en slijpstenen. Zes hoefijzervormige verkleuringen in het pleistocene dekzand werden geïnterpreteerd als de ‘schaduwen' van hutplattegronden uit het Mesolithicum; hierdoor geniet de vindplaats bekendheid tot ver buiten onze landsgrenzen. Daarnaast werden ook haardkuilen, gewone kuilen en ‘greppels' aangetroffen.

Het merendeel van de vondsten dateert uit het Mesolithicum, maar er werden ook grondsporen en vondsten uit het Neolithicum en de IJzertijd/Romeinse Tijd aangetroffen. Tijdens de opgraving en in de directe omgeving zijn ook vuurstenen werktuigen uit het Jong-Paleolithicum gevonden. De vindplaats werd door de opgraver geïnterpreteerd als een grote residentiële nederzetting of basiskamp van het ‘De Leijen-Wartena Complex'. 14c-onderzoek van houtskool uit haardkuilen en andere grondsporen bevestigt weliswaar een significante laat mesolithische component (de dateringen vallen tussen ca. 6600 en 5000 v. Chr.), maar aan de interpretatie van de vindplaats kan worden getwijfeld. De omvang van de vindplaats kan namelijk goed verband houden met gedurende langere tijd herhaalde bewoning door een kleine groep mensen, een zogeheten palimpsest (& Vuursteenvindplaats). En wat de aanwijzingen voor hutten betreft: de genoemde schaduwen worden nu geïnterpreteerd als prehistorische boomvallen.

Zie: Henstra, K.R. e.a., ‘De Tsjoegen, een laat-paleolithische vindplaats aan het Bergumermeer (FRL.)' in: Archeo-Forum 1 (1997) 5-10; Casparie, W.A. e.a., ‘Bergumermeer - De Leijen (Friesland, the Netherlands): a Mesolithic wetland in a dry setting' in: Mededelingen Rijks Geologische Dienst 52 (1995) 271-282; Newell, R.R., ‘Mesolithic dwelling-structures: fact and fantasy' in: Veröffentlichungen des Museums für Urund Frühgeschichte Potsdam 14/15 (1980) 235-284; Odell, G.H., ‘Préliminaires d'une analyse fonctionnelle des pointes microlithiques de Bergumermeer (Pays-Bas)' in: Bulletin de la Société Préhistorique Française 75(2) (1978) 37-49; Newell, R.R. e.a., Automatic artefact registration and system for archaeological analysis with the Philips P1100 computer (1972).

< >