(Amsterdam 27.6.1806 - Wâldsein 29.3.1865).
Hervormd predikant, werd 117 maal beroepen, diende 12 gemeenten, waaronder die van Heeg (1845-1853) en Wâldsein (18621865). In Heerde, zijn tweede gemeente, doorstond hij een geestelijke crisis. Sindsdien droegen zijn preken, die soms bijna drie uren duurden, een confessioneel karakter. Hij maakte vooral naam als boeteprediker; werd in zijn latere leven minder wettisch. Zijn preken trokken niet alleen veel kerkgangers, in druk uitgegeven vonden ze ook veel lezers. Hij legde nadruk op de huiselijke godsdienstoefening en het persoonlijke gebedsleven. Door zijn confessionele, onderwerpelijke en bevindelijke benadering kon hij tot voorman van het Friese reveil uitgroeien. Zie: Bibliografie door J.J. Kalma in Tresoar, Leeuwarden; Popta, D. van, ‘Jan Jakob Knap. Feuilleton' (I-XX), in: De Gereformeerde KerkXXIV, 1912, nr. 1218-1238; Wumkes, G.A., It Fryske Réveil yn portretten(1911) 107-125 (Ned. vert. 1994, 97-110).