(Harlingen ? 1607/1608 - Idaard ? juni 1646).
Schreef, soms onder zijn devies ‘Wandelt nae den geest', bevlogen gelegenheidspoëzie, in het bijzonder op de Nassaus. Vertaalde het Colloquium proci et pullae van Erasmus (1627). Raakte in 1625 in Witmarsum, wachtend op een beroep, bevriend met Gysbert Japix. Gereformeerd predikant te Idaard (in of voor 1631).Wrk.: ‘s-Hertogen-Bosch overweldight (1629); Hemels Meycrans (1631; niet overgeleverd); Friessche Mey-Krans (1632).
Zie: Spies, M., ‘Friese literatuur en de Nederlanse canon in de zeventiende eeuw', Phil. Fris. 1999 (2000) 285-287; Breuker, Ph.H., It wurk fan Gysbert Japix (1989) 233-237, 543, 561-562 en elders; id., ‘Petrus Geestdorp, freon fan Gysbert Japicx, en syn geastlik fermidden', in: id. e.a. (red.), Coulonnade (1980) 43-53.