Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Gepubliceerd op 09-01-2025

Achlum - Achlum

betekenis & definitie

Terpdorp (161 - 573) in de gemeente Franekeradeel aan de Slachtedyk.

Opp. ca. 802 ha. kleiland, overwegend in gebruik als weide. In het zuiden is ook akkerbouw. Inw.: 538 (1840), 844 (1900), 937 (1950), 661 (1975), 668 (2000), 626 (2014). Buurschappen: Deerzum of Grut Dearsum (boerderij met 17e-eeuwse stinspoort), Ludum, Jorlum, Gelterp of Golumaburen, Sopsum, Offingahuis, Taniaburen en Eselumaburen (Ieslumbuorren). Achlum is vnl. georiënteerd op Harlingen en verder op Franeker en Witmarsum (waarmee ook via Arum een lokale wegverbinding bestaat). Vroeger ging het verkeer naar het noordwesten vnl. langs de Achlumer Feart, nu langs de Ludingaweg. Naast landbouw, in het buitengebied, is er bescheiden dienstverlening en kleinindustrie. Achlumer Ulbe Piers Draisma nam (1811) het initiatief voor een brandverzekering (& Achlum 1811). Daaruit ontstond het concern Achmea. De dorpskern, waar de (klooster)terp kort na 1860 werd afgegraven, is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Daar ligt het kaatsveld, voor het dorp een belangrijke sport. Er is een openbare en een p.-c. basisschool. De oorspronkelijk 12e-eeuwse (PKN) kerk was gewijd aan St. Gertrudis. Twee andere kerken zijn buiten gebruik. De monumentale boerderij ‘Kleasterpleats' (onmiddellijk W. van de kerk) dateert gedeeltelijk uit de 17e eeuw en ligt op de plaats waar de priorij van het klooster Ludingakerke zich in de 16e eeuw had gevestigd.

Zie: Plaatsnamen, 23; Monumenten 65-66; Van der Pol, K., Het dorp Achlum, gemeente Franekeradeel (1987); www.achlum.info.

< >