Vierendeel, o. (-en), vierde deel, kwart; -uurs, kwartier; -jaars, drie maanden.
*-EN, bw. gel. in vier deelen (stukken) scheuren, - snijden, - houwen, (eert. lijfstraf); met vier paarden vaneen trekken; (wap.) een schild in vier velden verdeelen.
Gepubliceerd op 04-08-2020
betekenis & definitie
Vierendeel, o. (-en), vierde deel, kwart; -uurs, kwartier; -jaars, drie maanden.
*-EN, bw. gel. in vier deelen (stukken) scheuren, - snijden, - houwen, (eert. lijfstraf); met vier paarden vaneen trekken; (wap.) een schild in vier velden verdeelen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: