Treurberk, m. (-en), soort boom.
*...BLIJEINDEND, bn. (toon.) tragi-komisch.
*...BOOM, m. (-en), zek. boom.
*...DICHT, o. (-en), gedicht ter gelegenheid van iemands overlijden of een ander onheil.
*...DICHTER, m. (-s), vervaardiger van zulk een gedicht.
*...EN, ow. gel. (ik treurde, heb getreurd), bedroefd zijn, verdriet hebben; kwijnen; weeklagen.
*...ING, v. het treuren.
*...FLUIT, v. (-en).
*...GEESTIG, bn. (-er, -st), zwaarmoedig, melankoliek.
*...GEVAL, o. (-len), bedroevende gebeurtenis, ramp.
*...GEWAAD, o. (...aden), treurkleed.
*...IG, bn. en bijw. (-er, -st), -LIJK, bijw. verdrietig, droevig, bedroefd; droefheid veroorzakende; akelig, naar, donker. *..IGHEID, v. gmv. droevigheid, verdriet; akeligheid, naarheid; droefgeestigheid; (fig.) verveling.
*...LIED, o. (-eren), lijk-, graflied, klaaglied.
*...MARE, v. bedroevende tijding.
*...MOEDIG, bn. en bijw. (-er, -st), -LIJK, bijw. mismoedig, verdrietig.
*...MUZIEK, v. grafmuziek, treurig stemmende muziek.
*...PSALM, m. (-en), boetpsalm.
*...REDE, v. (-n), lijkrede, toespraak bij een graf.
*...ROL, v. (-len), (toon.) tragische rol, rol in een treurspel.
*...SPEL, o. (-en), tooneelstuk met een tragisch onderwerp; (fig.) treurtafereel.
*...SPELDICHTER, m. (-s), -ES, v. (-sen), vervaardiger -, rervaardigster van treurspelen.
*...SPELER, m.,
*...SPELSPEELSTER, v. (-s), tooneelkunstenaar -, tooneelkunstenares die in treurspelen optreedt.
*...STIJL, m. tragische stijl.
*...TIJD, m. tijd van rouw, dagen van verdriet.
*...TOONEEL, o. (-en), bedroevend schouwspel.
*...WILG, m. (-en), zek. boom, (inz. op begraafplaatsen).
*...ZANG, m. (-en), lijkzang, treurlied.