Tobbe, v. (-n), kuip, waschkuip; half vat; bak (papiermakersgereedschap); (zeew.) balie, koelbalie.
*-N, ow. gel. (ik tobde, heb getobd), zwaar werken, zwoegen, zich afsloven; (fig.) sukkelen, veel doen en niet vooruitkomen.
*-R, m. (-s), TOBSTER, v. (-s), die zich afslooft; (fig.) sukkelaar, -ster.
*-RIJ, v. zware moeite, inspanning, het afsloven.
*-TJE, (B. -N), o. (-s), kleine tobbe; (fig.) rond kort en dik vrouwspersoon.