Smous, m. (-en), scheldnaam aan de joden gegeven; (fig.) bedrieger, schagcheraar; naam van zek. hondensoort.
*-ACHTIG, bn. en bijw. (-er, -st), bedriegelijk.
*-EN, ow. gel. (ik smouste, heb gesmoast), bedriegen, schagcheren; (ook) smous! roepen, schelden.
*-ENAARD, m. gmv. aard der smousen, bedriegelijk karakter.
*-ENTAAL, v. gmv. joodsche tongval, bargoensch van joodsch-duitsch.
*-ENWINST, v. (-en), woekerwinst.
*-ERIJ, v. (-en), kleinhandel; bedrog, schagcherhandel.
*-HOND, m. (-en), -JE, (B. -N), o. (-s), soort hond met fijn krullend haar.