Smalhans, m. (...zen), vrek, schrale sinjeur; (spr.) -is er kok, het is er schraal, - karig.
*...HEER, m. (-en), (oudt.) heer van een klein leen.
*...HEID, v.,
*...TE, v. gmv. hoedanigheid van smal te zijn.
*...KANT, v. gmv. smalle kant (weefsel).
*...LIGHEID, v. (w.g.) smalheid.