Gepubliceerd op 04-08-2020

Schepsel

betekenis & definitie

Schepsel, o. (-s, -en), geschapen wezen (dier, mensch); de grootheid Gods is in zijne -en zigtbaar. *-, (fig.) zek. scheldwoord (inz. tegen vrouwen), foei, welk een -! wie heeft ooit zoo een - gezien?

*-DIENST, v. gmv. afgoderij, beeldendienst.

< >