Overdaad,
*...DADIGHEID, v. gmv. meer dan genoegzame hoeveelheid; verkwisting, weelde; onmatigheid.
*...DADIG, bn. (-er, -st), -LIJK, bijw. verkwistend, onmatig, buitensporig.
*...DAMMEN, bw. gel. eene partij op het damberd nog eens spelen.
*...DANSEN, bw. gel. eene danstoer herhalen.
*...DEELEN, bw. gel. nog eens deelen.
*...DEELING, v. nieuwe deeling.
*...DEK, o. (-ken), bovendek; scheepsdek.
*...DEKEN, m. (-s), opperste deken.
*...DEKKEN, bw. gel. (ik overdekte), geheel bedekken, van boven dekken; eene overdekte boot; iem. met schaamte - (overladen). -, (ik dekte over), toedekken; op nieuw -, andermaal dekken.
*...DEKKING, v. het overdekken. -, (-en),
*...DEKSEL, o. (-s), iets dat tot dekking dient.
*...DEKT, bn. (zeew.) met een dek voorzien.
*...DELVEN, bw. ong. nog eens -, op nieuw delven.
*...DENKEN, bw. onr. bepeinzen, nadenken over..., overwegen.
*...DENKING, v. (-en).
*...DENKER, m. (-s).
*...DEUR, v. (-en), deur tegenover eene andere.
*...DIENEN, bw. gel. langer dan een bepaalden tijd dienen.
*...DIEP, bn. meer dan diep genoeg.
*...DIGT, bn. al te digt.
*...DIJK, m. (-en), dijk tegenover een anderen.
*...DIK, bn. meer dan dik genoeg.
*...DIKKEN, bw. gel. dikker maken; geschreven letters -.
*...DOBBELEN, bw. gel. eene partij nog eens dobbelen.
*...DOEN, bw. onr. nog eens doen; afstaan (iets dat men gekocht heeft aan een ander); overdekken.
*...DOM, bn. uiterst dom.
*...DONKER, bn. zeer donker.
*...DOOPEN, bw. gel. nog eens doopen, den doop herhalen.
*...DORSCHEN, bw. gel. nog eens dorschen.
*...DORSCHING, v.
*...DOUWEN, bw. gel. van de eene zijde naar de andere douwen.
*...DRAAIJEN, (B. ...IEN), bw. gel. van de eene zijde naar de andere -, op nieuw -, nog eens draaijen.
*...DRAGEN, bw. ong. dragende overbrengen; overbrengen (eene rekening) van het eene boek in het andere; (fig.) vertellen, overbabbelen, verklikken; geven (eenen post enz.); eene schuldvordering aan iem. -, aan iem. het regt geven ze in te vorderen.
*...DRAGER, m. (-s).
*...DRAAGSTER, v. (-s).
*...DRAGING, v. (-en).
*...DRAGT, (B. ...ACHT), v. (-en), het overdragen; de - van een huis, het overgaan van een huis aan een anderen eigenaar. -BRIEF, m. (...ven), bewijs van eigendomsovergang.
*...DRAGTELIJK, bn. en bijw. (-er, -st), figuurlijk; oneigenlijk.
*...DREVEN, bn. en bijw. (-er, -st), buitensporig; vergroot; meer dan werkelijk; uiterst. -HEID, v. (...heden).
*...DRIJVEN, bw. ow. ong. (ik dreef over, heb of ben overgedreven), naar de overzijde drijven, - gedreven worden; het onweder is overgedreven. -, bw. (ik overdreef, heb overdreven), te sterk drijven (vee enz.); (fig.) te ver gaan (met iets), vergrooten.
*...DRIJVING, v. (-en).
*...DRINKEN (ZICH), ww. zich in den drank te buiten gaan, zich dronken drinken en daardoor zijne gezondheid benadeelen.
*...DROEVIG, bn. zeer droevig.
*...DROOG, bn. zeer droog.
*...DROOGEN, bw. gel. nog eens droogen.
*...DRUK, bn. te drok, te veel bezigheden hebbende. -, m. (-ken), afdruk; afzonderlijk gedrukt gedeelte (van een werk, uit een dagblad enz.).
*...DRUKKEN, bw. gel. op iets-, nog eens drukken, afzonderlijke afdrukken maken.
*...DUIDELIJK, bn. en bijw. te duidelijk.
*...DUN, bn. al te dun.
*...DUURZAAM, bn. te duurzaam.
*...DUWEN, bw. gel. zie OVERDOUWEN.
*...DWAALSCH, bn. aanmatigend.
*...DWALEN, ow. gel. dwalende voorbijgaan.
*...DWARS, (B. -CH), bn. dwars; dwars tegenover.
*...DWARSEN, (B. ...SCHEN), bw. gel. dwarsboomen, belemmeren.
*...DWEILEN, bw. gel. nog eens dweilen.